Samenvatting inzicht meditatie

Verdraaiingen van onze visie zijn de voorlopers van lijden.

Inhoudsopgave

Onwetendheid en begeerte

Indachtigheid

De illusie van 'zelf' doorbreken

De getrainde geest

Onwetendheid en begeerte

De hoofdoorzaak van lijden is onwetendheid (avijja) samen met begeerte (tanha). Deze twee oorzaken vormen een vicieuze cirkel; aan de ene kant zijn het ideeën die emoties produceren en aan de andere kant zijn het emoties die ideeën produceren. De wereld van verschijningsvormen heeft geen betekenis buiten de betekenis die er door onze eigen interpretatie aan wordt gegeven.

Wanneer die interpretatie is gebaseerd op vooroordelen uit het verleden, zijn wij onderworpen aan wat bekend is als vipallasa oftewel 'verdraaiingen' of 'vervormingen': verdraaiingen van waarnemingen (sañña vipallasa), verdraaiingen van de geest (citta vipallasa), verdraaiingen van concepten of meningen (ditthi vipallasa) hetgeen er de oorzaak van is dat wij de dingen die vergankelijk (anicca) zijn, beschouwen als zijnde onvergankelijk; hetgeen dat pijnlijk (dukkha) is, als plezierig; en dingen die onpersoonlijk (anatta) zijn, als persoonlijk, met een blijvend 'zelf'. Als gevolg daarvan, plaatsen we een verkeerde interpretatie bij alle zintuiglijke ervaringen die we verwerven door de zes ontvangers van herkenning, dat wil zeggen, het oog (cakkhu), het oor (sota), de neus (ghana), de tong (jivha), het tastzintuig (kaya) en de geest (mano). Het is bekend dat de verschijnselen die wij kennen door deze kanalen van herkenning, niet echt corresponderen met de fysieke wereld. De boeddhistische visie bevestigt dit zeer nadrukkelijk. Wij worden misleid door onze eigen zintuigen. De dingen najagend waarvan wij onszelf voorhouden dat ze aangenaam zijn, als een object van plezier. In feite doen we niets anders dan achter een schaduw aanhollen en proberen we op die manier een luchtspiegeling vast te grijpen. Maar deze fenomenen zijn vergankelijk, pijnlijk en onpersoonlijk. Wij, die zelf jacht maken op illusies, zijn eveneens vergankelijk, onderhevig aan lijden en zonder een echte, blijvende persoonlijkheid; een schaduw die achter een schaduw aan holt.

Daarom is het doel van boeddhistische meditatie om meer dan slechts een intellectueel begrip van deze waarheid te verwerven, namelijk om onszelf te bevrijden van begoocheling (moha) en daardoor een einde te maken aan zowel onwetendheid (avijja) als aan begeerte (tanha). Als deze meditatie geen vruchten voortbrengt die zichtbaar zijn in het karakter van de persoon en in de algehele houding ten opzichte van het leven, dan is het duidelijk dat er iets mis is met het meditatie systeem of met de methode waarop geoefend wordt. Het is niet genoeg om lichten te zien, om visioenen te hebben of extatische ervaringen te beleven. Deze fenomenen zijn te gewoon om indruk te maken bij de boeddhist die werkelijk het doel van de boeddhistische meditatie begrijpt.

Indachtigheid

In D22 — Maha Satipatthana Sutta — De grote toespraak over de vier fundamenten van indachtigheid, worden beide, het object van meditatie en de betekenis ervan om het te verwerven, duidelijk uiteengezet. Indachtigheid met betrekking tot de bewegingen van het lichaam en de altijd veranderende staat van de geest (citta), moet ontwikkeld worden om hun ware natuur te kunnen begrijpen. In plaats van deze fysieke en mentale fenomenen te identificeren met een vals concept van 'zelf', is het aan ons om deze fenomenen te zien voor wat zij werkelijk zijn; als bewegingen van een fysiek lichaam, onderworpen aan fysieke wetten van oorzakelijkheid aan de ene kant, en als een opeenvolgende reeks van gevoelens, emotionele staten en ideeën die opkomen en vergaan als reactie op externe prikkels. Zij dienen objectief aanschouwd te worden, als zijnde processen die niet met onszelf verbonden zijn, maar als een serie van onpersoonlijke fenomenen.

Waar vanuit kan zelfzuchtigheid en eigenwaan anders voortvloeien dan behalve uit het concept van 'zelf' (sakkaya ditthi)? Als in het beoefenen van meditatie, van welke vorm dan ook, zelfzuchtigheid en eigenwaan overeind blijft, zal het nooit een succes kunnen worden. Een boom wordt beoordeeld op zijn vruchten en een mens op zijn daden; een ander criterium is er niet. Dit in het bijzonder, is heel waar in de boeddhistische psychologie, want een mens is wat hij doet. In de meest brede zin is het enkel de continuïteit van daden (kamma) en gevolgen (vipaka) die elke 'blijvende entiteit' kan claimen, niet alleen door de verschillende fases van iemands leven heen, maar ook door de verscheidene levens in deze cyclus van geboorte en dood, genaamd samsara.

De illusie van 'zelf' doorbreken

Oplettendheid met beschouwing van het lichaam en van de geest, doet dienst om de illusie van 'zelf' te doorbreken. En niet alleen dat; het verwijdert ook begeerte en gehechtheid aan externe objecten, zodat er uiteindelijk noch een 'zelf' is dat begeert, noch een object dat begeerd wordt. Het is een lange en zware oefening, en het is er een, die alleen ondernomen kan worden in afzondering[1], je moet dingen los kunnen laten. Een tijdelijke training in deze oefening kan al goede resultaten opleveren zodat het een houding van geest teweegbrengt die gebruikt kan worden in bepaalde niveaus van de gewoonlijke situaties van het leven. Onthechting en objectiviteit zijn van een onschatbare bijdrage voor een heldere manier van denken. Zij stellen een mens in staat, een bepaalde situatie op te sommen zonder vooroordelen, persoonlijk of anderzijds, en om in een situatie te handelen met moed en vrijheid.

De getrainde geest

Een andere gave die meditatie teweegbrengt, is die van concentratie — de mogelijkheid om de geest bij een bepaald onderwerp te houden. Dit is het grote geheim van elk succes bij alles wat je onderneemt. Het is heel moeilijk om de geest te beteugelen; hij doolt her en der rond zoals de wind, of zoals een ongetemd paard, maar wanneer hij volledig onder controle is, is het het meest machtige instrument in het hele universum.

In de eerste plaats is de getrainde geest zonder angst (bhaya). Angst ontstaat omdat we associëren met geest en lichaam (nama en rupa), gehechtheid aan ideeën van een 'zelf'; dientengevolge, wordt elke pijniging tot elk van de twee aspecten (tot geest en lichaam), beschouwd als zijnde een pijniging voor zichzelf. Ik zeg dan ook weleens: 'Angst is de pijn van lijden.' Maar hij, die deze illusie heeft neergehaald door te realiseren dat het proces van de vijf aggregaten (pañca upadana kkhandha) louter een proces is van de manifestatie van oorzaak en gevolg, van opkomende (uppada) en verdwijnende (vaya) fenomenen, heeft geen angst voor de dood of voor ongeluk. Hij blijft dezelfde in winst en in verlies, hij blijft onaangetast door lof of blaam[2]. Het enige wat hij vreest, zijn onheilzame (akusala) daden, omdat hij weet dat geen enkel ding of persoon in de hele wereld hem kan kwellen behalve hijzelf. En als zijn onthechting zich uitbreidt, wordt hij steeds minder vatbaar voor slechte daden. Onheilzame daden komen voort uit een onheilzame geest, en als de geest zuiver wordt, wanneer hij geneest van zijn chaos, komt er een einde aan de ophoping van negatief kamma. Het is alsof hij uit een nachtmerrie van verkeerde daden ontwaakt en groter en groter genoegen beleeft in die daden die voortkomen uit alobha, uit adosa en uit amoha — oftewel uit vrijheid van begeerte, uit liefdevolle vriendelijkheid en uit wijsheid.

Eindnoten

[1] Dit wordt duidelijk uiteengezet in hoofdstuk Eenzaamheid of alleen zijn.

Dit[2] wordt duidelijk uiteengezet in hoofdstuk Mentale stabiliteit.
Document info
RegID PcnVJffuuNDyQ4R
Bijgewerkt 20 december 2022 11:44:03
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen