Mentale stabiliteit

Hoe wordt de wankelbare geest getransformeerd in een onwrikbare geest die zo stabiel is als een rots?

Inhoudsopgave

Nergens naar op zoek zijn

Het gevaar van vastgrijpen inzien

Afhankelijkheid

Een paar praktische voorbeelden

Je zorgen maken

Blijheid en verdriet

De afgehakte vinger

De weg naar een onwrikbare stabiliteit

De wisselvalligheden van het leven

Extra aanbevelingen

Nergens naar op zoek zijn

In voorgaande hoofdstukken hebben we geleerd dat niets op zichzelf kan bestaan, dat alle dingen (dhamma's) alleen kunnen bestaan als er een voorwaardelijke conditie (paccaya) is om het te laten ontstaan. Datgene wat bestaat, dat is opgekomen, in het bestaan gekomen. Het is dus ontstaan afhankelijk (nissito) van een voorwaardelijke conditie, een toestand. Zonder die voorwaardelijke conditie, had het niet kunnen ontstaan. Alles wat er is, komt voort uit iets anders, er gaat altijd iets aan vooraf. Daarom zijn dingen 'geconditioneerd' (sankhata). Ons doel is niet het geconditioneerde, maar het ongeconditioneerde (asankhata).

Het zoeken naar en het vastgrijpen aan — wat dan ook door de vijf fysieke zintuigen en de geest kan worden waargenomen — maakt je instabiel. Dat is omdat hetgeen waar naar gezocht wordt en wat vastgegrepen wordt, zelf instabiel is vanwege de vergankelijkheid (aniccata) die alle dingen in zich dragen.

Stel dat je angstig bent. Maar wat zou er gebeuren als we de voorwaardelijke conditie hiervoor wegnemen? Waar moet angst, of welke vorm van lijden dan ook, dan nog vandaan komen? Als je hier verstandig over nadenkt (yoniso manasikara), dan kan die overpeinzing je voldoende standvastig maken waardoor de morele mentale factor besluitvaardigheid (adhimokkha) in je ontwikkelt. Dan ben je er nog niet, maar die besluitvaardigheid zal een belangrijke aanzet voor je zijn om jezelf te oefenen. Waarom? Omdat je dan zeker weet dat het afhankelijk ontstaan zo werkt. Dit inzicht biedt je de mogelijkheid van het ontsnappen (nissarana) aan lijden.

Als het vastklampen aan dingen ons doet beven, ons instabiel maakt, waarom zouden we dan nog op zoek gaan naar iets dat instabiel is? Dit is waarom we in inzicht meditatie nergens naar op zoek zijn. Wanneer je echt nergens naar op zoek bent, is het verlangen uitgeblust. Dit betekent dat er geen enkel vastgrijpen meer is. Dit is de staat van arahatschap. Dit is het einde van alle lijden. Voor iedereen die de Dhamma wil leren en de training wil ondergaan, is dit mogelijk.

277. Wanneer met wijsheid de vergankelijkheid van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid.

sabbe sankhara anicca'ti yada paññaya passati atha nibbindati dukkhe esa maggo vishuddhiya

Alle geconditioneerde dingen zijn vergankelijk. Ontwaking door deze kennis leidt tot bevrijding.

Uit de Dhammapada.

Het gevaar van vastgrijpen inzien

In het leven doen zich veel situaties voor die ons doen wankelen, heen en weer doen schudden. De ene keer ervaren we geluk, zijn we opgetogen, de andere keer ervaren we een ongenoegen en zijn we terneergeslagen. Onder verschillende omstandigheden ervaren we steeds een verschillende mentale toestand (citta). Er kunnen kleine en grote schommelingen zijn. Veel mensen ervaren dat er nauwelijks schommelingen zijn omdat ze altijd erg ongelukkig zijn. Dan zijn er ook nog mensen zonder enige vorm van mentale schommeling omdat ze altijd perfect gelukkig zijn, onder welke omstandigheid dan ook. Maar deze laatste groep mensen komt zeer zelden voor in de wereld. Dat is niet omdat dit alleen voor 'supermensen' is weggelegd, maar omdat maar heel weinig mensen bereid zijn om de Dhamma te leren en zichzelf te trainen[1]. De meeste mensen zijn erg in beslag genomen door de ballast die ze vergaren.

Iedereen wil graag gelukkig zijn en het liefst dat dat geluk niet schommelt, maar stabiel is, nietwaar? Je kunt dat geluk proberen te vinden in de westerse psychologie, in het volgen van cursussen, in het lezen van boeken etc. Maar in de meeste gevallen zal het niets meer zijn dan het ronddolen in cirkels waarin geen einde te bespeuren is.

Waar je je ook aan vastgrijpt, ongeacht wat het ook is, daar is vragen om problemen. Waarom is dat zo? Vastgrijpen betekent jezelf er afhankelijk (nissito) van maken. Dit houdt in dat je dan pas gelukkig zou kunnen zijn als dit of dat er is; dus als het er niet is, ben je niet gelukkig. En als het er wel is, ben je weer bang het kwijt te raken. Menselijke verlangens zijn onverzadigbaar. Zolang verlangens niet bevredigd zijn gaat het vastgrijpen en jezelf er afhankelijk van maken door. Totdat die strijd voor die bevrediging wordt opgegeven, wanneer al het verlangen is opgehouden. Kun je jezelf openstellen voor het onbekende in plaats van het bekende na te jagen?

De drijfveer van verlangen zit heel diep van binnen, terwijl je diep in de kern van je wezen in werkelijkheid nergens afhankelijk van bent. Je bent niet afhankelijk van iets, maar je maakt jezelf afhankelijk van iets. Wat dat 'iets' is, maakt niet uit, want alle dingen (dhamma's) dragen dezelfde kenmerken in zich: de aard van opkomen (uppada) en de aard van vergaan (vaya). Wanneer dat 'iets' waaraan je je stevig vastgeklampt hebt, verdwenen is, ontstaat er een probleem in de vorm van teleurstelling, angst, verdriet, wanhoop, ongenoegen etc. Maar als er geen vastgrijpen is, waaruit kan zoiets dan nog voortkomen? Hoe beter je de wet van het afhankelijk ontstaan (paticcasamuppada) begrijpt, hoe meer vertrouwen je erin krijgt hoe dit werkt. Wanneer dat vertrouwen toeneemt, zal ook het inzien van het gevaar (adinava) van vastgrijpen toenemen. Samen met besluitvorming (adhimokkha) zal het zien van gevaar (adinava) je naar een hogere, d.w.z. een zuiverdere, staat van bewustzijn leiden. Op die manier nader je stap voor stap het doel.

Afhankelijkheid

Vastgrijpen is jezelf afhankelijk maken. Vooral in religieus opzicht is dit een hardnekkig probleem. Wanneer de religie de geest gepasseerd heeft, is er devotie die gevoed wordt door gevoelens, denkbeelden en verlangens ondersteund door onwetendheid (avijja). Wanneer je werkelijk gelooft dat je 'gered' zult worden door je 'schepper' creëert dat hoop omdat dat een vorm van verlangen beantwoord. Verlangen is de grote tegenwerker voor realistisch inzicht, om de dingen te zien zoals ze werkelijk zijn. In dergelijke gevallen wordt verlangen versterkt omdat er onder andere een eigen verantwoordelijkheid ontkent wordt; de begoocheling van verlangen zegt dat het makkelijker is het werk aan iets of iemand anders over te laten. 'Mijn schepper heeft mij gemaakt, dus zorgt die ook voor mijn geluk.' Het boeddhisme daarentegen, verwijst overal naar de eigen verantwoordelijkheid, vandaar dat de Boeddha ook een compleet trainingssysteem heeft opgezet. De Boeddha wees steeds op de eigen inspanning en de eigen verantwoordelijkheid met woorden zoals: 'Iemand is zijn eigen redder' (Atta hi attano natho).

4. "Student, wezens zijn eigenaren van hun daden (kamma), erfgenamen van hun daden; zij zijn gevormd door hun daden, zij zijn verbonden aan hun daden, zij hebben hun daden als hun thuisbasis. Het is door de daad waardoor wezens minderwaardig of voortreffelijk zijn."

M135 — Cula Kammavibhanga Sutta — De korte uiteenzetting over kamma

De Boeddha onderwees de wet van het oorzakelijk ontstaan, ook wel de wet van het afhankelijk ontstaan genoemd (paticcasamuppada). Hierin zijn twee richtingen: een voorwaartse en een achterwaartse.

1. De voorwaartse richting is de weg waarin het lijden toeneemt. Hierin is begeerte (tanha) de hoofdoorzaak van lijden wat overeenkomt met afhankelijkheid (nissito). Begeerte wordt in hoofdzaak ondersteund door onwetendheid (avijja) wat in deze context gezien kan worden als 'niet begrijpen hoe de wet van oorzaak en gevolg werkt'.

2. De achterwaartse richting is de richting waarin het lijden afneemt. Hierin wordt begeerte verlaten en komt overeen met onafhankelijkheid (anissito). Hierin neemt onwetendheid af en neemt wijsheid (pañña) toe.

En de Meester zei:

"(...) en hij verblijft (viharati) onafhankelijk (anissito) en grijpt zich nergens in de wereld aan vast."

D22 — Maha Satipatthana Sutta — De grote toespraak over de vier fundamenten van indachtigheid

Overal waar een vastgrijpen is, daar is vragen om problemen. Maar zoals aangegeven, heeft het vastgrijpen binnen het religieuze gebied een extra lading. Mensen hopen op een redder. Als je weet dat hoop en angst niets anders is dan verlangen, en dat verlangen steeds om de dingen heen wil in plaats van er doorheen, begin je de belangrijke betekenis hiervan te begrijpen. Eén essentieel aspect hierin is, dat je middels dat verlangen niet rechtstreeks op je doel af kunt. Het is het verlangen dat daar steeds maar omheen wil... Omdat er een volledig vertrouwen is op 'de redder', is de afhankelijkheid (nissito) daarmee 'volledig', 'compleet'. Toen Jezus aan het kruis hing en een immens lijden moest doorstaan, was zijn smartenkreet: "O vader, waar ben je nu?!" Maar die vader waarvan hij zichzelf zo afhankelijk had gemaakt en waarin hij zo'n vertrouwen had, kwam niet...

188. Men zoekt velerlei toevluchtsoorden zoals heuvels, wouden, heilige bomen; naar kloosters en naar tempels gaan zij, volk dat door angst wordt gefolterd.

bahum ve saranam yanti pabbatani vanani ca arama rukkha cetyani manussa bhayatajjita

Vele toevluchtsoorden zoeken zij; op heuvels, in wouden, in heilige bomen, zij gaan naar kloosters en heiligdommen, volk dat door angst wordt gepijnigd.

Uit de Dhammapada.

Een paar praktische voorbeelden

Je zorgen maken

Stel dat je je ergens zorgen over maakt. Zorgelijkheid is een staat van de geest (citta), een toestand, een fenomeen, een ding (dhamma). Het is aanwezig in het mentale gebied. Het kan er alleen zijn omdat het voortgekomen is uit iets anders. Het kan niet uit niks ontstaan zijn. Het is door iets anders geconditioneerd, in gang gezet, voortgekomen, 'geboren', in het bestaan gekomen. Door wat het is geconditioneerd is voor nu niet belangrijk, bovendien zou het een oneindig verhaal worden... Waar het vooral om gaat is, hoe we vrij van het geconditioneerde (sankhata) kunnen zijn en het ongeconditioneerde (asankhata) kunnen realiseren. Want dat is innerlijke vrijheid, innerlijke vrede, rust. Dat is ons doel.

Wanneer je reageert op de aanwezige zorgelijkheid blijf je erin betrokken. Want door erop te reageren geef je er voeding (ahara) aan waardoor het blijft voortbestaan. Op die manier is er steeds een voorwaardelijke conditie (paccaya). Het reageren is het vastgrijpen. Het vastgrijpen is jezelf er afhankelijk van maken. In afhankelijkheid kan je niet vrij zijn en zo houdt je lijden (of dingen (dhamma's)) in stand. Maar wanneer je nadenkt over de nutteloosheid van je zorgen maken, heb je een belangrijke stap gezet om de voorwaardelijke conditie voor het ontstaan van zorgen weg te nemen. Zodra je er alleen maar met aandacht naar kijkt en er verder niets mee doet, geef je er geen brandstof aan. Dan zullen zorgen gestaag afnemen en op den duur geheel verdwijnen. Hoe zou het anders kunnen zijn? Dan bestaan die zorgen niet meer in je bewustzijn. Dan is de stroom van bewustzijn (bhavanga sota) (m.b.t. die zorgelijkheid) doorgekapt. Het is als bij een kaars: deze brandt zolang er brandstof is. Zodra er geen brandstof meer is, houdt de kaars op te branden.

Blijheid en verdriet

Stel dat je vaak alleen bent en je je vaak eenzaam voelt. De paar kennissen die je hebt nemen ook weinig tot geen contact met je op. En dan staat er plotseling iemand voor je deur. Je wordt er blij van: 'Gelukkig, eindelijk eens contact met iemand!' En die persoon is aardig en stelt je voor om over een paar weken er samen een leuke dag van te maken en je wordt nóg blijer. Er wordt een datum geprikt. Na een aangenaam samenzijn en de nodige respectabele gesprekken, vertrekt die persoon weer. Je verheugt je op de leuke dag waarvoor de afspraak is gemaakt en je telt de dagen af. Maar dan komt er een kink in de kabel. Om de een of andere reden kan de leuke dag niet doorgaan en kan die ook niet verzet worden. Dan slaat de blijheid om in verdriet.

In het waarnemen (sañña) van die persoon die eindelijk eens aan de deur stond en in het waarnemen van de afspraak, ontstond een gevoel (vedana) van blijheid. In dit waarnemen en in dit voelen, was een vastgrijpen (upadana). Dat vastgrijpen is door begeerte (tanha) in eerdere gewoontepatronen zo geconditioneerd (zie paccaya) en omdat je heel erg verlangde naar de huidige situatie.

Verlangen (chanda) is iets willen. Is daar iets mis mee? Niet per definitie, want verlangen (de wil) is een neutrale mentale factor. Dit betekent dat het verschillende kanten op kan gaan, bijvoorbeeld omdat het wel of niet samen kan gaan met begeerte.

Zie verlangen > begeerte > hechten, als fasen die in elkaar overgaan naarmate de intensiviteit hoger is. Vastgrijpen is gewoon een ander woord voor hechten en dus gelijk daaraan. Maar via woorden, door iets te benoemen, gaan we dingen snel als afzonderlijke componenten zien alsof verlangen, begeerte en hechten los van elkaar bestaan. Echter, dat vastgrijpen kan al in dat verlangen aanwezig zijn. Sterker nog: al in het waarnemen en in het voelen!

Het is niet de bedoeling om hier de gehele reeks van gebeurtenissen in het cognitieve proces op te sommen. Dat is niet echt nodig om te weten. Wat wel belangrijk is, is dat je beseft dat het vastgrijpen de voorwaardelijke conditie (paccaya) was voor zowel het blije gevoel als het verdrietige gevoel dat ontstond. Oftewel het aangename (sukha) en het onaangename (dukkha).

De blijheid was een tijdelijke bevrediging van een zintuiglijk verlangen. Maar alles is vergankelijk (anicca). Prent goed in je geest dat ook een aangenaam gevoel de voorwaardelijke conditie is voor lijden omdat ook een fijn gevoel verandert. Alle dingen (dhamma's) veranderen. Vastklampen aan wat dan ook is vragen om problemen.

De afgehakte vinger

De Boeddha had veel tegenhangers die erg jaloers op hem waren. Ook stond de Boeddha bekend vanwege zijn mentale vermogens. En ze besloten hem te testen op zijn gelijkmoedigheid (upekkha). Ze hadden een bebloede afgehakte vinger. Waarschijnlijk zomaar van iemand afgehakt omdat in hun vernederende kastenstelsel 'de uitgestotenen' toch niets betekenden. "We zullen Gotama een maaltijd aanbieden en deze vinger in z'n eten verstoppen. Eens zien of hij dan ook nog zo gelijkmoedig blijft." Toen de Boeddha zijn maaltijd nuttigde en de vinger daarin aantrof, bleef hij zoals altijd mentaal onbewogen, legde de vinger terzijde en at vervolgens gewoon door. Ook kwam er geen enkele boosheid in hem op. Dit is de man wiens Dhamma wij geërfd hebben. Daar mogen wij heel dankbaar voor zijn en heel veel respect voor hebben. Het meeste respect toon je aan de Boeddha door jezelf te trainen zodat je bevrijding van lijden zult bereiken.

De weg naar een onwrikbare stabiliteit

Om de dingen te zien zoals ze werkelijk zijn, om alle fysieke en mentale fenomenen volledig te doorgronden, is essentieel in boeddhistische meditatie. In het hoofdstuk Verlangen hebben we geleerd dat voorkeur en afkeer (anurodhapativirodha) ontstaat door verlangen hetgeen persoonlijk gekleurd is. We hebben ook gezien dat afhankelijk van een voorwaardelijke conditie (paccaya) een hele 'kermis'[2] opgebouwd wordt. Ook hebben we geleerd dat wanneer we de voorwaardelijke conditie wegnemen, er niets kan ontstaan.

In boeddhistische meditatie is het dus essentieel, dat wat er ook is — of dat nu in de externe- of in de interne wereld is — je ernaar kijkt zonder voorkeur en zonder afkeer. Met andere woorden gezegd: er is geen omarmen en geen wegduwen. Omarmen is een verlangen, maar wegduwen is ook verlangen omdat er dan iets is wat je niet wilt, en dit impliceert dat je iets anders wilt. Daarom komt dit allemaal neer op verlangen. Dit begrijpen is cruciaal omdat dat de opening is om te zien hoe de geest werkt en hoe listig hij kan zijn waardoor hij je aan het lijntje kan houden en eindeloos in de problemen kan brengen.

De wisselvalligheden van het leven

De Boeddha geeft als voorbeeld acht wisselvalligheden van het leven: winst en verlies, succes en verslagenheid, hulde en blaam, geluk en pijn. En dan geeft hij het verschil aan tussen de 'niet-geïnstrueerde wereldling' (die de Dhamma niet kent) en de 'geïnstrueerde edele discipel'.

"Winst en verlies, succes en verslagenheid, hulde en blaam, geluk en pijn[3]. Deze acht wereldse toestanden (lokiya dhamma), monniken, worden ondervonden door de niet-geïnstrueerde wereldling, én zij worden ondervonden door de geïnstrueerde edele discipel. Wat nu, monniken, is hier (idha) het onderscheid, wat is het bijzondere ervan, wat is het verschil tussen de geïnstrueerde (sutava) edele discipel (ariyasavaka) en de niet-geïnstrueerde (assutava) wereldling (puthujjana)?"

A08-006 — Lokavipatti Sutta — De wisselvalligheden van het leven

Extra aanbevelingen

A08-006 is een heel mooie en leerzame toespraak. De betekenis en het doel ervan is in dit hoofdstuk — Mentale stabiliteit — uitgelegd met de bedoeling dat je dezelfde staat realiseert als de geïnstrueerde edele discipel: onwrikbare mentale stabiliteit, hetgeen Nibbana is. In A08-006 legt de Boeddha het grote verschil uit.

Eindnoten

[1] Zie pariyatti.

[2] Ik was jong toen mijn vader op sterven lag. Toen ik hem vroeg wat hij nou van het leven vond, maakte hij een gebaar met zijn linkerhand van boven naar beneden, en zei in ademnood op z'n Brabants: 'Net unne kermis'.

[3] 'Geluk en pijn' oftewel aangenaam en onaangenaam gevoel, zie vedana.

Document info
RegID rw0mx8rfz1EUzXJ
Bijgewerkt 17 februari 2023 10:43:15
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen