De ontwikkeling van wijsheid

Alle essentiële onderwerpen voor de ontwikkeling van wijsheid uitgelegd.

Inhoudsopgave

De samenwerkende factoren van het pad

Bezoedelingen

Latente neigingen

De drie hoofd begoochelingen

Niet-zelf

De vier bovenwereldse paden

Het doorkappen van de tien banden

De eerste graad van begrip

De tweede graad van begrip

De derde graad van begrip

De vierde graad van begrip

Tot slot

Extra aanbevelingen

Opmerking

Via de Sitemap > De Leer van de Boeddha, worden de basis onderwerpen van de Leer behandeld.

De samenwerkende factoren van het pad

Hoewel juiste concentratie de laatste plaats omtrent de factoren van het Edel Achtvoudige Pad (ariya atthangika magga) inneemt, markeert het niet het hoogtepunt van het pad. Het verkrijgen van concentratie maakt de geest kalm en evenwichtig, verenigd zijn samenwerking, opent onmetelijke velden van zegening, sereniteit, en kracht. Maar dit alleen is niet voldoende om de hoogste volmaaktheid te bereiken, de bevrijding van de banden van lijden. Om het einde van lijden te bereiken, is het een vereiste om het Achtvoudige Pad om te zetten in een instrument van ontdekking, dat gebruikt wordt om de inzichten op te wekken die de absolute waarheid van dingen blootlegt. Dit vereist de gecombineerde ondersteuning van alle acht factoren, en aldus een nieuwe beweging van juist begrip (samma ditthi) en juiste gedachten (samma sankappa). Tot aan dit punt hebben de eerste twee factoren van het Pad slechts een inleidende functie vervuld. Nu moeten zij wederom opgenomen en ontwikkeld worden tot een hoger niveau.

Juist begrip wordt een direct inzicht hebben in de ware aard van verschijningsvormen, dat voorheen slechts alleen conceptueel begrepen werd; juiste gedachten wordt een ware verzaking van bezoedelingen, geboren uit diep begrip.

Bezoedelingen

Bevrijding wordt geblokkeerd doordat er bezoedelingen zijn. Deze moeten dus worden uitgerukt, verdreven. In de boeddhistische literatuur worden meerdere lijsten van bezoedelingen gebruikt. Met de asava's worden de hoofdbezoedelingen bedoeld, met kilesa algemene bezoedelingen, upakkilesa is een lijst van 16 bezoedelingen, terwijl met anusaya de latente neigingen of tendensen worden bedoeld. Deze laatsten zijn de hardnekkigste bezoedelingen en liggen verscholen in de diepste lagen van de geest. Omdat ze verscholen liggen zijn deze moeilijk te zien, vandaar dat het belangrijk is heel eerlijk en oprecht (ujukata) naar jezelf te kijken. Niet alleen tijdens momenten van intensieve meditatie maar ook in de sleur van het dagelijks leven.

Deze lijsten van bezoedelingen kunnen gezien worden als specifiek gevormede lijsten die door de Boeddha in een toepasselijke context werden gebruikt. Echter, alle onheilzame (akusala) staten van de geest zijn bezoedelingen, zoals bijvoorbeeld ook de vijf hindernissen (pañca nivarana). Ook de banden (saññojana) die wezens aan samsara binden, zijn bezoedelingen.

Latente neigingen

Voordat we verder gaan met de ontwikkeling van wijsheid, zal het behulpzaam zijn te onderzoeken waarom concentratie alleen (oftewel het bereiken van de jhana's) niet toereikend is voor het verwerven van bevrijding (vimutti). Concentratie is niet voldoende om bevrijding te bewerkstelligen omdat het faalt de bezoedelingen op hun fundamentele niveau te raken. Maar wijsheid oftewel inzicht doet dat werk wel.

Voor meer over de latente tendensen, zie anusaya.

Latente neigingen zijn bezoedelingen, maar hebben daarnaast een speciale rol: "Deze dingen worden 'neigingen' genoemd omdat, vanwege hun hardnekkigheid, zij keer op keer de voorwaarden (paccaya) dreigen te zijn voor het ontstaan van steeds weer nieuwe zintuiglijke begeerte, etc." Vis 22: 60.

De Boeddha onderwijst dat de bezoedelingen zich in drie lagen in de geest bevinden:

  1. De meest basale is het niveau van de latente tendensen (anusaya), waar een bezoedeling enkel sluimerend ligt zonder enige activiteit.
  2. Het tweede niveau is het stadium van manifestatie (pariyutthana), waar een bezoedeling, door de invloed van een stimulans, opborrelt in de vorm van onheilzame gedachten, emoties, en wilshandelingen (kamma).
  3. Dan, op het derde niveau, gaat de bezoedeling aan een zuivere mentale manifestatie voorbij, om een onheilzame handeling door lichaam of spraak, in beweging te zetten. Daarom wordt dit niveau het stadium van overschrijding (vitikamma) genoemd.

De drie divisies van het Edel Achtvoudige Pad leveren de controle op bovengenoemde drievoudige laag van bezoedelingen (anusaya).

De groep van moraliteit, factoren 3-5

De training in morele discipline, weerhoudt lichamelijke en verbale immorele activiteit en voorkomt zodoende dat de bezoedelingen het stadium van overschrijding bereiken.

De groep van concentratie, factoren 6-8

De training in concentratie levert de waarborg tegen het stadium van manifestatie. Het verwijdert de reeds ontstane bezoedelingen en beschermt de geest tegen hun continuerende instroming. Maar zelfs wanneer concentratie beoefend wordt tot in de diepste volledige meditatieve verdiepingen (jhana), kan het niet de hoofdoorzaak van de kwaal raken — de latente neigingen (zie de specifieke lijst bij anusaya) liggen dan nog steeds als bezoedelingen sluimerend in het mentale continuüm. Nogmaals, deze concentratie is machteloos, omdat het uitroeien van hen meer vergt dan geestelijke kalmte.

De groep van wijsheid, factoren 1-2

Wat er voor nodig is om de uitroeiing van de latente neigingen (anusaya) volledig te bewerkstelligen, is wijsheid (pañña) = inzicht (vipassana), een alles doordringende visie van verschijningsvormen in hun fundamentele aard van hun bestaan (zie ti lakkhana).

Alleen wijsheid kan de latente neigingen (anusaya) bij hun wortel doorkappen. Dat is omdat het meest fundamentele onderdeel van deze groep bezoedelingen die de andere voedt en op hun plaats houdt, onwetendheid (avijja) is. Wijsheid is het geneesmiddel voor onwetendheid. Hoewel onwetendheid verbaal gezien een negatief 'onbekend' is, is onwetendheid niet een feitelijk negatief iets, maar louter een gemis aan juiste kennis. Het is meer een verraderlijke en vluchtige mentale factor, voortdurend aan het werk en zichzelf inplant in elk onderdeel van ons innerlijke leven. Het verdraait herkenning, het domineert wilshandelingen, en bepaald de gehele tint van ons bestaan. Zoals de Boeddha zegt: "Het element onwetendheid is een krachtig element." S14-013

De drie hoofd begoochelingen

Op het niveau van herkenning, welke haar belangrijkste basissfeer is waarin het opereert, infiltreert onwetendheid (avijja) onze waarnemingen, gedachten, ideeën en inzichten, zodat we tot verkeerde opvattingen (ditthi) komen over onze ervaringen. We overdekken die met veelvoudige lagen van begoocheling (moha). De meest belangrijke van deze begoochelingen zijn drie in getal:

Zo nemen we onszelf en de wereld waar als zijnde solide, stabiel, altijddurende entiteiten, ondanks de veelvuldige waarschuwingen dat alles onderhevig is aan verandering en afbraak. Wij nemen aan dat het zoeken van plezier een noodzakelijk iets is en wenden onze inspanningen aan om ons genot te laten uitdijen. Dit wordt geïntensiveerd met een onverschrokken geestdrift vanwege herhaalde ontmoetingen met pijn, teleurstelling, en frustratie. M.a.w.: we zoeken vaak plezier om de minder leuke dingen van het leven te ontkennen, waardoor we niet realistisch kunnen zijn. Besef echter goed dat het er niet om gaat dat plezier of geluk hebben fout is. Voor wat betreft het plezier of geluk dat middels de zintuigen verkregen wordt, is het helemaal geen probleem als je gewoon geniet van de gewone alledaagse dingen. Maar de Boeddha leerde De middenweg, dus het gaat om het vermijden van extremen. Daarbij leerde de Boeddha dat er twee soorten geluk zijn (zie sukha). Geluk van de tweede soort is het meest essentiële geluk want het is een jhana-factor (jhananga) en dus nodig op ons pad naar verlichting. Maar ook daar moeten we ons niet aan vastgrijpen anders komen we niet verder. Zowel het gewone geluk als het geluk dat wordt bereikt middels de meditatieve verdiepingen (jhana's) (dat bekend staat als een spiritueel gevoel) zijn slechts gevoelens, meer is het niet. Volg de link bij sukha eens die naar D22 verwijst en lees het advies van de Meester zelf.

Wij nemen onszelf waar als op zichzelf bestaande ego's, zich hechtende aan verscheidene ideeën en beelden die we van onszelf vormen alsof dat de onweerlegbare waarheid is van onze ware natuur.

Niet-zelf

In het hoofdstuk Het zelf hebben we dit begrip op een eenvoudige wijze uitgebreid toegelicht. Het is misschien goed om dit nog wat verder in (of met) het licht van de Dhamma te belichten.

Waar onwetendheid (avijja) dan ook de ware aard van dingen verduisterd, daar zal wijsheid (pañña) de sluiers van vervorming (vipallasa) verwijderen, en ons in staat stellen verschijningsvormen te zien in hun fundamentele aard van bestaan met de waarheidsliefde van direct zien oftewel objectief gewaarzijn (vijañana). De training in wijsheid centreert zich op de ontwikkeling van inzicht (vipassana bhavana), een diep en begrijpend zien in de natuur van het bestaan die de waarheid van ons wezen omvat in de enige sfeer waar het direct toegankelijk voor ons is, namelijk, in onze eigen ervaring.

Normaliter zijn we ondergedompeld in onze ervaringen, zo volkomen ermee geïdentificeerd dat we er niets van begrijpen. We beleven het, maar falen erin haar ware natuur te begrijpen. Vanwege deze blindheid wordt ervaring verkeerd opgevat en ontstaan er allerlei meningen (ditthi). Dit werkt door in de begoochelingen van onvergankelijkheid (annice niccavipallasa), van geluk (dukkhe sukhavipallasa), en van een zelf (anattani attavipallasa). Van deze herkenbare verdraaiingen, is de meest diepgewortelde en weerstand biedende de begoocheling van een zelf (atta), het idee dat het binnenste van ons wezen uit een waarlijk gefundeerd 'ik' bestaat waarmee wij onszelf in essentie identificeren. De Boeddha onderwijst, dat deze notie van een zelf, een dwaling is, louter een vooronderstelling met gebrek aan een echte verwijzing. Hoewel het enkel een vooronderstelling is, is het idee van een zelf niet zonder consequenties; een dergelijk idee brengt weldegelijk consequenties met zich mee die zeer calamiteus kunnen zijn. Omdat we de mening van een zelf (sakkaya ditthi) het uitgangspunt maken van waaruit we de wereld bekijken, deelt onze geest alles op in tweeën; 'ik' en 'mijn', wat van 'mij' is en wat niet van 'mij' is. Dan, gevangen in deze dichotomie (tweedeling), worden we slachtoffer van de bezoedelingen die ze uitademen, het aanzetten tot vastklampen en vernietigen, en uiteindelijk het slachtoffer van het lijden worden dat onvermijdelijk daaruit volgt.

Wat zei de Leraar ook alweer?

Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf (n'etam mama, n'eso'ham asmi, na me so atta).

S22-059 — Anatta Lakkhana Sutta — De kenmerken van niet-zelf

Om onszelf te bevrijden van alle bezoedelingen en lijden, moet de illusie van ikheid die hen ondersteunt, worden verdreven en uiteenvallen door de realisatie van zelf-loosheid (anatta). Dit is precies de taak die ons te doen staat voor de ontwikkeling van wijsheid (pañña). De eerste stap over het pad van ontwikkeling is een analytische stap (zie saññojana). Om de opvatting van een zelf te ontwortelen, moet het terrein van ervaring uiteengelegd worden in zekere factoren. Deze moeten dan methodisch worden onderzocht om vast te stellen dat geen van hen, alleen of in combinatie, gezien kan worden als een zelf (atta). Deze analytische behandeling van ervaring, dat zo kenmerkend is voor hogere bereiken in de boeddhistische filosofische psychologie, is niet bedoeld te veronderstellen dat ervaring — zoals een horloge of een auto — gereduceerd kan worden tot toevallig samengepakte of scheidbare delen. Ervaring heeft een onherleidbare eenheid, maar deze eenheid is meer functioneel dan substantieel (iets kernachtigs); het is niet de stelling van een verenigend zelf dat gescheiden is van de factoren dat zijn identiteit middenin een onophoudelijke stroom vasthoudt als iets constants.

De methode van analyse die het vaakst toegepast wordt, is die van de vijf aggregaten (pañca kkhandha): materiële vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties, en bewustzijn. Materiële vorm behelst de materiële kant van het bestaan: de lichamelijke organismen met hun zintuiglijke vermogens en de uiterlijke objecten van herkenning. De andere aggregaten omvatten de mentale kant. Gevoel zorgt voor de gemoedstoestand, waarneming de factor van opmerken en identificering, de mentale formaties de wil en dieper liggende elementen, en bewustzijn het basis gewaarzijn dat essentieel is voor de gehele gebeurtenis van ervaring. De analyse bereidt de weg voor op een poging om ervaring te zien in alleen de termen van haar samenhangende factoren, zonder weg te glijden in innerlijke verwijzingen naar een onvindbaar zelf. M.a.w.: geen enkel idee van 'zelf' hoort hierin betrokken te zijn. Om dit perspectief te verkrijgen vereist de ontwikkeling van intensieve indachtigheid (sati), nu toegewezen aan het vierde fundament, de contemplatie van de factoren van bestaan (dhammanupassana) waaronder de vijf aggregaten van hechten:

14. "En verder, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de vijf aggregaten van hechten (pañca upadana kkhandha)."

"Hoe, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de vijf aggregaten van hechten?"

"Hierin, monniken, weet een monnik:

'Aldus is materiële vorm (rupa); aldus is het ontstaan van materiële vorm; en aldus is het verdwijnen van materiële vorm.'

'Aldus zijn gevoelens (vedana); aldus is het ontstaan van gevoelens; en aldus is het verdwijnen van gevoelens.'

'Aldus is waarneming (sañña); aldus is het ontstaan van waarneming; en aldus is het verdwijnen van waarneming.'

'Aldus zijn mentale formaties (sankhara); aldus is het ontstaan van mentale formaties; en aldus is het verdwijnen van mentale formaties.'

'Aldus is bewustzijn (viññana); aldus is het ontstaan van bewustzijn; en aldus is het verdwijnen van bewustzijn.'"

"Op deze wijze beschouwt hij intern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt extern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt zowel intern als extern mentale objecten als mentale objecten. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent mentale objecten; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent mentale objecten; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent mentale objecten."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er zijn slechts mentale objecten', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij verblijft (viharati) onafhankelijk (anissito) en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, verblijft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van mentale objecten, te weten de vijf aggregaten van hechten."

D22 — Maha Satipatthana Sutta — De grote toespraak over de vier fundamenten van indachtigheid

De opvatting van een zelf wordt verder verdund door een onderzoek (dhamma vicaya) in te stellen naar de factoren van het bestaan, niet analytisch, maar in termen van hun relatieve structuur. Een onderzoekende geest openbaart dat de vijf aggregaten (pañca upadana kkhandha) enkel en alleen afhankelijk van condities (paccaya) bestaan. Niets in de groep van aggregaten geniet de absolute verwaandheid (mana) die toegeschreven is aan het aangenomen 'ik'. Hoe de factoren in het geest-lichaam (nama rupa) complex ook mogen lijken, hun basis is dat ze afhankelijk van iets anders ontstaan (paticcasamuppada). Ze zijn gebonden aan het uitgestrekte net van gebeurtenissen die in tijd en ruimte voorbij henzelf strekken.

Deze twee stappen — de analyse van factoren en de scherpzinnigheid m.b.t. relaties (oorzaken en gevolgen) — helpt het intellectuele kleven aan het idee van een zelf door te kappen. Maar zij schieten tekort aan voldoende kracht om het ingewortelde hechten aan het idee te vernietigen dat opgebouwd is uit onjuiste waarneming. Om deze subtiele vorm van ego-hechten te ontwortelen, vereist een tegengestelde waarneming: direct inzicht in de lege, kernloze natuur van verschijningsvormen. Zulk een inzicht wordt voortgebracht door de beschouwing van de factoren van bestaan in de termen van hun drie universele kenmerken — vergankelijkheid (aniccata), het onbevredigende (dukkhata), en zelf-loosheid (anattata). In het algemeen is de eerste van de drie die onderscheiden moet worden, vergankelijkheid, hetgeen op het niveau van inzicht niet louter betekent dat alles tenslotte tot een einde komt. Op dit niveau heeft het een diepere en meer doordringendere betekenis, namelijk, dat geconditioneerde (sankhata) verschijnselen in een constant proces zijn, dingen en/of gebeurtenissen die opkomen (uppada) en verdwijnen (vaya), bijna net zo snel als toen ze ontstonden.

De vaste objecten die voor de zintuigen verschijnen openbaren zichzelf als draden van vluchtige formaties (sankhara). Deze worden als feit aangenomen door de persoon met het gemeenschappelijke zintuig om een actueel voorwendsel te zijn van de twee dooreengevlochten stromen — een stroom van materiële gebeurtenissen (het aggregaat van materiële vorm), en een stroom van mentale gebeurtenissen (de andere vier aggregaten).

Wat waren die woorden van de Boeddha ook alweer waarin hij wederom en voor de allerlaatste keer te kennen gaf dat die vluchtige samengestelde formaties (sankhara) moet vergaan?

Handa dani bhikkhave amantayami vo: vayadhamma sankhara, appamadena sampadetha.

Welnu, monniken, ik spoor jullie aan: alle samengestelde dingen moeten weer vergaan. Bewerkstellig vastbesloten door indachtigheid jullie eigen bevrijding.

D16 — Maha Parinibbana Sutta — Het grote heengaan

De Boeddha op sterven.

Wanneer vergankelijkheid (aniccata) is gezien, zal inzicht in de twee anderen kenmerken (lijden oftewel het onbevredigende (dukkhata) en zelf-loosheid (anattata) spoedig volgen.

Omdat de aggregaten continu opbreken (zodra ze opgekomen (uppada) zijn vergaan (vaya) ze weer), kunnen wij onze hoop (asamsa) er niet op vastpinnen voor een altijd durende tevredenheid. Welke verwachtingen we ook van hen hebben, ze zijn gedoemd in stukken te verpletteren vanwege hun onvermijdelijke verandering (viparinama). Aldus gezien met inzicht zijn ze dukkha, lijden, in de diepste zin. Dan, omdat de aggregaten vergankelijk zijn en onbevredigend, kunnen ze niet gezien worden als een zelf. Als ze het zelf zijn, of de toebehoren van een zelf zijn, zouden we in staat zijn ze onder controle te houden en hen naar onze wil te zetten om zo van hen altijddurende bronnen van zegening te maken. Maar verre zijnde van de staat om zulk een heerschappij aan te wenden, bemerken we dat zij de bases zijn van pijn en teleurstelling. En omdat ze niet onderhevig kunnen zijn aan controle, de werkelijke factoren van 'ik', zijn ze anatta: niet een zelf, niet de toebehoren van een zelf, maar gewoon leeg (suññata); verschijnselen zonder eigenaar, verschijnselen die opkomen in afhankelijkheid van condities, van voorwaarden (paccaya).

Wat zei de Prachtige Mens (Acchariya Manussa) ook alweer?

N'etam mama, n'eso'ham asmi, na me so atta.

Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.

S22-059 — Anatta Lakkhana Sutta — De kenmerken van niet-zelf

De vier bovenwereldse paden

Wanneer de gang van de beoefening van inzicht is aangevangen, worden de acht factoren van het Edel Achtvoudige Pad (ariya atthangika magga) geladen met een intensiteit die voorheen onbekend was. Ze nemen in kracht toe en vloeien samen in een eenheid van een enkel samenhangend Pad dat recht op het doel afgaat. In de beoefening van inzicht werken alle factoren en de drie trainingen (tividha sikkha) samen; elk ondersteunt al de andere, elk levert zijn eigen unieke bijdrage aan het werk.

Inzicht meditatie (vipassana bhavana) neemt als haar objectieve sfeer de 'geconditioneerde formaties' (sankhara) die samengevat zijn in de vijf aggregaten (pañca upadana kkhandha). Haar taak is om hun essentiële kenmerken bloot te leggen, de drie kenmerken van vergankelijkheid, het onbevredigende, en zelf-loosheid (ti lakkhana).

Omdat het zich nog steeds inlaat met de wereld van geconditioneerde (sankhata) gebeurtenissen, wordt het Achtvoudige Pad in het stadium van inzicht het 'wereldse pad' (lokiya magga) genoemd. Deze aanduiding houdt in geen geval in, dat het pad van inzicht zich bezigt met wereldse doeleinden en successen die vallen onder de noemer samsara. Het streeft naar voortreffelijkheid, het leidt naar bevrijding, maar haar objectief gebied van contemplatie ligt nog steeds binnen de geconditioneerde wereld. Hoe dan ook, deze wereldse contemplatie van het geconditioneerde doet dienst als een voertuig (yana) om het ongeconditioneerde te bereiken, voor het verkrijgen van het bovenwereldse (lokuttara). Voordat inzicht meditatie (vipassana bhavana) haar hoogtepunt bereikt, wanneer het volledig het vergankelijke, het onbevredigende, en de zelf-loosheid van alle gevormde dingen bevat, breekt de geest door het geconditioneerde heen en realiseert het ongeconditioneerde, asankhata oftewel Nibbana. Het ziet Nibbana met directe visie, en maakt het een object van onmiddellijke realisatie.

De doorbraak naar het ongeconditioneerde wordt volbracht door een type bewustzijn of mentale gebeurtenis dat het 'bovenwereldse pad' (lokuttara magga) wordt genoemd. Het bovenwereldse pad doet zich voor in vier stadia, vier 'bovenwereldse paden' (zie lokuttara), elk een dieper niveau markerend van realisatie en uitstromend in een vollere graad van bevrijding; de vierde en laatste in volledige bevrijding (vimutti). De vier paden sotapatti magga, sakadagami magga, anagami magga en arahatta magga, kunnen verworven worden in korte opeenvolging van elkaar — voor hen met buitengewone scherpe vermogens zelfs op hetzelfde tijdstip — of (zoals dat meer typisch het geval is) kunnen zij over tijd uitgespreid worden, zelfs over verscheidene levens. Maar hoe zij ook verworven worden, zij moeten op volgorde worden afgelegd. Er is geen verwerving van een hoger pad zonder de paden eronder bereikt te hebben.

De bovenwereldse paden delen in het algemeen doordringingsvermogen van de vier Edele Waarheden (cattari ariya sacca). Zij begrijpen deze, niet conceptueel, maar middels intuïtief gewaarzijn (vijañana). Zij begrijpen hen door visie, zien hen door zelfbevestiging met de zekerheid, het zelfvertrouwen (saddha), dat zij de onveranderlijke waarheden van het bestaan zijn. De visie van de waarheden die zij vertegenwoordigen is in één moment volledig. De vier waarheden worden niet opeenvolgend begrepen, zoals in het stadium van reflectie wanneer gedachten het instrument zijn van begrip. Zij worden gelijktijdig gezien: er wordt niet één waarheid met het pad gezien, maar alle waarheden tegelijkertijd.

Als het pad de vier waarheden doordringt, wendt de geest vier gelijktijdige functies aan. Elk van deze beschouwt elke waarheid. Hij begrijpt volledig de waarheid van lijden, ziet al het geconditioneerde bestaan als verzwolgen door het teken van het onbevredigende. Op hetzelfde moment geeft hij begeerte op, kapt de hoeveelheid egoïsme en verlangens door, die herhaaldelijk aanstoot geven voor lijden. De geest realiseert de opheffing, het onsterfelijke element van Nibbana, wat nu direct aanwezig is in het 'innerlijk oog', Het hart. En ten vierde, ontwikkelt (realiseert) de geest het Edel Achtvoudige Pad, wiens acht factoren opkomen en begiftigd zijn met enorme kracht, verkregen door een bovennatuurlijk kaliber: juist begrip (1) als het direct zien van Nibbana; juiste gedachten (2) als de aanwending van de geest tot Nibbana; het trio van ethische factoren als de controle op morele overschrijding (3-5); juiste inspanning (6) als de energie in het pad-bewustzijn, juiste indachtigheid (7) als de factor van gewaarzijn, en juiste concentratie (8) als de geestelijke eenheid van de geest. Dit vermogen van de geest om vier functies op hetzelfde moment te volbrengen, is te vergelijken met het vermogen van een kaars om gelijktijdig het lont te verbranden, de was te verteren, duisternis te verdrijven, en licht te geven.

De bovenwereldse paden (lokuttara) hebben de bijzondere taak om alle bezoedelingen uit te roeien. Vóórdat de paden verworven worden, zijn de bezoedelingen in de stadia van concentratie en zelfs in inzicht meditatie, nog niet doorgekapt maar enkel verzwakt; ze worden gecontroleerd en de kop ingedrukt door de training van de hogere mentale vermogens (bala). Echter, beneden het oppervlak, in de latente neigingen van de geest, continueren zij al dralende in de vorm van latente tendensen (anusaya). Maar wanneer de bovenwereldse paden bereikt zijn, vangt het werk van uitroeiing gestaag aan.

Het doorkappen van de tien banden

Voor zover als zij ons binden aan de kringloop van worden (samsara), zijn de bezoedelingen geclassificeerd in een set van tien 'banden' (saññojana): 1. meningen van persoonlijkheid; 2. twijfel; 3. hechten aan regels en rituelen; 4. zintuiglijke hartstocht; 5. haat; 6. hartstocht naar fijnstoffelijk bestaan; 7. hartstocht naar onstoffelijk bestaan; 8. eigendunk; 9. rusteloosheid; 10. onwetendheid.

De eerste graad van begrip

De vier bovenwereldse paden (lokuttara magga) drijven elk een zekere laag van bezoedelingen uit. De eerste, het 'pad van het in de stroom treden' (sotapatti magga), kapt de eerste drie banden door, de meest grofste van de set, drijft hen dusdanig uit dat zij nooit meer kunnen verrijzen. 'Meningen van persoonlijkheid', de mening van een waarlijk blijvend zelf binnen de vijf aggregaten, is doorgekapt omdat men de zelf-loze natuur ziet van alle verschijningsvormen. Echter, 'mening' is een abstract iets waar je diverse betekenissen aan kunt hangen. In het hoofdstuk Het zelf is dit nader toegelicht. Twijfel wordt uitgedreven omdat iemand de waarheid begrepen heeft die door de Boeddha verkondigd is, door zichzelf gezien en begrepen, en op die manier nooit meer terug kan vallen vanwege onzekerheid. En het vastklampen aan regels en rituelen is verwijderd omdat men weet dat bevrijding alleen gewonnen kan worden door de beoefening van het Achtvoudige Pad, en niet door een strak moralisme of ceremoniële naleving.

Het pad wordt onmiddellijk gevolgd door een ander bovenwerelds bewustzijn dat bekend staat als de 'vrucht' (phala), hetgeen het resultaat is van het werk van het pad, namelijk het doorkappen van die eerste drie banden. Zo wordt elk pad gevolgd door zijn eigen overeenkomstige vrucht, waarin de geest voor enkele momenten de gezegende vrede geniet van Nibbana voordat hij terugkeert naar het niveau van werelds bewustzijn (zie phala). De eerste vrucht is de vrucht van de stroom ingaan (sotapatti phala), en een persoon die door de ervaring van deze vrucht is gegaan, wordt een 'in de stroom getredene' (sotapanna) genoemd. Hij is de stroom van de Dhamma ingegaan die hem naar de uiteindelijke bevrijding draagt. Hij is bestemd voor bevrijding en kan niet meer terugvallen in de wegen van een onverlichte wereldling (puthujjana). Hij heeft nog steeds een aantal bezoedelingen oftewel banden (saññojana) die in zijn mentale gesteldheid zijn achtergebleven, en het kan hem hoogstens nog (ongeveer) zeven levens kosten om het uiteindelijke doel te verwerkelijken. Echter, hij heeft de essentiële realisatie verkregen die nodig is om dat te bereiken en er is geen manier meer die hem nog kan doen omkeren.

Deze persoon heeft de eerste meditatieve verdieping (jhana) bereikt.

De tweede graad van begrip

De enthousiaste beoefenaar (dhammanuvatti) met scherpe vermogens (bala), rust niet in zijn streven na het bereiken van het in de stroom treden, maar stuwt energie (viriya) voort om het gehele pad te vervolmaken, en wel zo snel als mogelijk is.

Wij leren dan wel dat gevoelens losgelaten moeten worden omdat ze ons binden aan lijden. Maar dit betekent niet dat gevoelens geen functie hebben. Middels waarnemingen en gevoelens kunnen wij evolueren mits deze goed functioneren. Zo is er de angst om te worden, het doorgaan in samsara, wanneer iemands vermogens goed zijn ontwikkeld. Hierdoor ontstaat ook een gevoel van urgentie (samvega) omdat zijn geest op feiten is gericht waardoor het dagende inzicht ontstaat. Hij is zich immers gewaar van zijn situatie, namelijk dat hij ronddoolt in samsara en dit zo snel mogelijk wil beëindigen.

Hij hervat zijn oefening van inzicht contemplatie, gaat door de oplopende stadia van inzicht-kennis (vipassana ñana), en bereikt op een gegeven moment het tweede pad, het pad van de 'eenmaal terugkerende' (sakadagami magga). Dit bovenwereldse pad roeit geen van de andere banden totaal uit, maar het verdund de wortels van zintuiglijke hartstocht (kama raga) en kwade wil (vyapada). Gevolgd na het pad, ervaart de mediteerder haar vrucht (phala), en komt daar uit als een 'eenmaal terugkerende' (sakadagami) die ten hoogste nog éénmaal naar deze wereld zal terugkeren vóór het bereiken van de volledige bevrijding (vimutti).

Deze persoon heeft de tweede meditatieve verdieping (jhana) bereikt.

De derde graad van begrip

Onze beoefenaar hervat wederom zijn meditatie. In het volgende stadium van bovennatuurlijke realisatie verwerft hij het derde pad, het pad van de 'niet terugkerende' (anagami magga), waarmee hij de twee banden van zintuiglijke hartstocht (kama raga) en kwade wil (vyapada) volledig doorkapt. Vanaf dat punt kan hij nooit meer in de grip van enig verlangen vallen voor zinnelijke verlangens, en kan nooit meer aangespoord worden door boosheid of ontevredenheid. Als een niet terugkerende zal hij niet meer terugkeren naar de menselijke staat van bestaan in enig toekomstig leven. Als hij het laatste pad in dit leven niet bereikt, dan zal hij na de dood herboren worden in een hogere sfeer, in de fijnstoffelijke wereld (onder de suddhavasa deva's) en van daaruit bevrijding bereiken.

Deze persoon heeft de derde meditatieve verdieping (jhana) bereikt.

De vierde graad van begrip

Maar onze mediteerder wendt wederom inspanning (viriya) aan, ontwikkelt inzicht, en op het hoogtepunt gaat hij het vierde pad in, het pad van arahatschap (arahatta magga). Met dit pad kapt hij de overige vijf banden door — verlangen naar fijnstoffelijk (rupa raga) en onstoffelijk bestaan (arupa raga), eigendunk (mana), rusteloosheid (uddhacca) en onwetendheid (avijja). Hij gaat door de vrucht van arahatschap en komt daaruit als een arahat, geheel volkomen, bevrijd (vimutti) van alle banden (saññojana). Zulk iemand heeft hier en nu, in dit leven, het Edel Achtvoudige Pad tot haar einde toe ontwikkeld. Hij is niet langer meer een beoefenaar van het pad maar een levende belichaming ervan. Begiftigd met haar acht factoren in volledige perfectie, leeft hij in de vreugde van hun vruchten, verlichting en algehele bevrijding.

Deze persoon heeft de vierde meditatieve verdieping (jhana) bereikt (plus de subtielere verdiepingen).

Tot slot

Dit completeert onze grote ontdekkingstocht van het Edel Achtvoudige Pad, de weg naar bevrijding die door de Boeddha is onderwezen. De hogere bereiken van het Pad mogen ver verwijderd lijken van onze huidige situatie. Het kan moeilijk zijn om de vereisten van de beoefening te vervullen. Maar zelfs als de hoogste realisatie nu ver weg lijkt, ligt alles dat we nodig hebben gewoon onder onze voeten om beoefend te worden.

De acht factoren van het Pad zijn altijd toegankelijk voor ons. Het zijn mentale factoren, bestanddelen die eenvoudig in de geest gesticht kunnen worden door vastberadenheid en inspanning. We moeten beginnen om onze inzichten te ordenen en onze gedachten op te helderen. Dan moeten we ons gedrag zuiveren — onze spraak, handelingen, en levensonderhoud. Dan, met het nemen van deze maatstaven als onze fundering, moeten we onszelf toeleggen met energie en indachtigheid voor de ontwikkeling van concentratie en inzicht. De rest is een kwestie van gestage training en gestage vooruitgang, zonder snelle resultaten te verwachten. Voor sommigen gaat de vooruitgang snel, voor anderen kan het langzaam gaan, maar de verhouding waarin dat gebeurt moet geen opgetogenheid of ontmoediging veroorzaken. Bevrijding is de onvermijdelijke vrucht van het Pad, en is gedoemd voort te bloeien als er een gestaag en volhardend oefenen is. De enige benodigdheden die nodig zijn om het doel te bereiken, zijn twee in getal: starten en doorgaan. Als deze benodigdheden in acht worden genomen, is er geen twijfel dat het doel verworven zal worden. Dit is de Dhamma, de niet-afwijkende wet.

"Monniken, het is vanwege het niet begrijpen, het niet doorzien van de Vier Edele Waarheden, dat ik, zowel als jullie, voor lange tijd hebben rondgedoold in de cyclus van geboorte en dood (samsara). Welke zijn deze vier? Vanwege het niet begrijpen van de Edele Waarheid van Lijden hebben wij voor lange tijd rondgedoold in de cyclus van geboorte en dood; vanwege het niet begrijpen van de Edele Waarheid van de Oorzaak van Lijden (...); vanwege het niet begrijpen van de Edele Waarheid van de Opheffing van Lijden (...); en vanwege het niet begrijpen van de Edele Waarheid van het Pad dat leidt tot de Opheffing van Lijden hebben wij voor lange tijd rondgedoold in de cyclus van geboorte en dood. Maar nu, monniken, is vanwege het begrijpen, het doorzien van dezelfde Edele Waarheid van Lijden, van de Oorzaak van Lijden, van de Opheffing van Lijden en van het Pad dat leidt tot de Opheffing van Lijden — de hunkering naar worden afgekapt, vernietigd is datgene dat naar worden leidt, en is er geen wedergeboorte meer[1]."

D16 — Maha Parinibbana Sutta — Het grote heengaan

Extra aanbevelingen

In de sectie Inzicht meditatie heb je wellicht veel interessante dingen geleerd. Deze sectie is bedoeld voor de praktische training. In dit laatste hoofdstuk zijn echter essentiële onderwerpen van de boeddhistische Leer aan bod gekomen die ongetwijfeld nog vraagtekens zullen doen oprijzen. Voor een compleet overzicht inzake de boeddhistische Leer, is het nodig er meer van te weten. Je kunt je kennis verruimen via de Sitemap > De Leer van de Boeddha. Dan kom je op de pagina De Leer van de Boeddha.

Enkele essentiële kernwoorden m.b.t. dit hoofdstuk die alvast geraadpleegd kunnen worden, zijn de volgende: ariya puggala; saññojana; lokuttara; phala; vipallasa; sacca ñana; anusaya; asava.

Eindnoten

[1] De hunkering of begeerte naar worden (bhava tanha) is één van de drie begeertes die hij opsomt in de eerste toespraak S56-011 — Dhamma Cakka Ppavattana Sutta — Het in beweging zetten van het Wiel der Wet.

Document info
RegID QoSkf0NQXCFpOvp
Bijgewerkt 13 februari 2023 10:14:55
Auteur Peter van Loosbroek — Ananda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen