De drie kenmerken van het bestaan
Ti lakkhana
Drie universele kenmerken vormen de kern van de boeddhistische Leer.
Inhoudsopgave
De kern van de boeddhistische leer
Definitie van de drie kenmerken
Uitsluitend door een Boeddha onderwezen
De weerspiegeling van de ware natuur van dingen
'Drie kenmerken'; 'drie eigenschappen'.
De kern van de boeddhistische leer
Het cruciale wat de Boeddha ontdekt heeft is, dat alle verschijningsvormen — zowel mentale als fysieke — drie kenmerken hebben: 1. vergankelijkheid, onbestendigheid oftewel tijdelijkheid (anicca); 2. lijden oftewel een onbevredigd aspect (dukkha); 3. instabiliteit, onwezenlijkheid, onpersoonlijkheid oftewel 'niet-zelf' (anatta). De ware aard van fenomenen bestaat uit deze drie kenmerken. Deze Pali termen zullen we verderop nader toelichten.
De vijf groepen van hechten (pañca upadana kkhandha) omvatten het totale bestaan, alle verschijningsvormen, alle dingen (dhamma's). Alle dingen zijn een gevolg van meerdere oorzaken en vormen op hun beurt ook weer een oorzaak voor gevolgen. Dit noemen we ook wel conditionering oftewel voorwaardelijkheid (paccaya). Er is geen enkel ding dat op zichzelf kan bestaan oftewel: geen enkel ding dat geen oorzaak heeft. Daarom is een allereerste begin van dingen niet waarneembaar, niet te herleiden. Omdat alles de drie kenmerken in zich draagt, zijn het universele kenmerken. Daarom veroorzaakt het hechten (aan wat dan ook) lijden.
Er zijn nog drie andere essentiële kenmerken die alle geconditioneerde dingen (sankhata) in zich dragen (sankhatalakkhanani): opkomen (uppada), vergaan (vaya) en verandering van toestand (thitassa aññatattam).
De drie universele kenmerken van het bestaan ondersteunen de gehele boeddhistische Leer waarbij de vier Edele Waarheden (cattari ariya sacca) het fundament vormen. Het is mede om deze reden waarom de vier Edele Waarheden 'edel' worden genoemd; ze zijn gefundeerd op universele waarheid met als basis de drie kenmerken. Een universele waarheid is niet persoonsgebonden en verandert ook niet door het verstrijken van de tijd.
Door beoefening van het Edel Achtvoudige Pad — het trainingssysteem van de Boeddha — ontstaat juist begrip, de eerst factor van het Pad. Wanneer het Pad volledig ontwikkeld is, worden de vier Edele Waarheden — inclusief de drie kenmerken — op één moment volledig en tot in de diepste kern doorgrond (pativedha). Dit is het stadium waarin absolute bevrijding (vimutti) van lijden een feit zal zijn.
De drie kenmerken die in het boeddhistische systeem worden benadrukt, kunnen worden gezien als 'de Leer van niet-zelf'. Maar het idee dat er geen 'ziel' oftewel een permanent blijvend 'zelf' is dat eeuwig is, is voor de meeste mensen bijzonder moeilijk te vatten. Ten tijde van de Boeddha tot aan de dag van vandaag, hebben ideeën van een onveranderlijk 'zelf', mensen in alle lagen van de bevolking stevig verankerd in een perfect net dat ontsnapping (nissarana) aan lijden onmogelijk maakt. Dit perfecte net is het net van verkeerde inzichten (miccha ditthi), ontstaan vanwege het hechten (upadana) aan ideeën van 'zelf', 'ziel', 'ik ben' etc.
De Boeddha duidt echter niet alleen op ideeën over een onveranderlijk 'zelf', maar leert ook dat het dominante 'ik' oftewel Het zelf in de onbewuste lagen van de geest als bezoedeling continu sluimerend actief is. Straks meer hierover.
Dit worden de drie kenmerken (ti lakkhana) genoemd en zijn een erg belangrijk begrip binnen de boeddhistische Leer omdat deze de realiteit van alle dingen weerspiegelt. Het impliceert het incomplete, het onvolmaakte. Dit is wat de Boeddha in zijn verheven verlichting ontdekt heeft. Boeddhisme is dan ook geen verzinsel, maar een ontdekking. Wie tot een diepgaand onderzoek komt, wat uitermate essentieel is, zal eveneens — net zoals de Boeddha — tot de ontdekking komen dat deze drie kenmerken van fenomenen altijd en overal aanwezig zijn en daarmee een onomstotelijk feit vormen.
Het is de tweede toespraak waarin de Boeddha deze drie kenmerken voor het eerst benadrukte met zijn beroemde uitspraak:
N'etam mama, n'eso'ham asmi, na me so atta.
Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.
S22-059 — Anatta Lakkhana Sutta — De kenmerken van niet-zelf
Definitie van de drie kenmerken
In het boeddhistische systeem worden de volgende drie kenmerken van het bestaan benadrukt. Deze zijn altijd verifieerbaar en ondersteunen de vier Edele Waarheden daarom ook op alle fronten.
'Vergankelijk'; 'vergankelijkheid'; 'onbestendigheid'; 'tijdelijkheid'.
Anicca is de eerste van de drie kenmerken van het bestaan. Het betekent dat alle vormen van bestaan eindigen in verval (of ouderdom) (jara) en dood (marana) hetgeen een ongewenste situatie is. Dit geldt voor alle verschijningsvormen (oftewel geconditioneerde dingen), met uitzondering van Nibbana omdat dit het ongeconditioneerde (asankhata) is.
Het doel van een boeddhist is om los te komen van het geconditioneerde (sankhata) en het ongeconditioneerde (asankhata) te verwerkelijken oftewel te realiseren.
Uit de Dhammapada:
277. Wanneer met wijsheid de vergankelijkheid van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid.
sabbe sankhara anicca'ti yada paññaya passati atha nibbindati dukkhe esa maggo vishuddhiya
'Lijden'; 'ellende'; 'onbevredigend'; 'onvolkomenheid'; 'onvolmaaktheid'; 'incompleetheid'; 'ongenoegen'; 'onbehagen'; 'stress'; 'probleem'; 'leegte'; 'holheid' etc.
Bekijk de definitie van lijden in D22.
Dukkha is het universele symptoom van het bestaan. Overeenkomstig de Leer van de Boeddha is de gehele wereld in een voortdurende verandering (viparinama). En omdat die verandering er is vanwege het feit dat alle dingen — zowel fysiek als mentaal — vergankelijk (anicca) zijn, is de gehele wereld met inbegrip van alle bestaansvormen in alle sferen, daarom vol lijden, doordrenkt met lijden, beladen met lijden. Dukkha vertegenwoordigt zowel het tweede kenmerk van het bestaan als de eerste Edele Waarheid. De Boeddha heeft het pad aangewezen om een einde aan dat lijden te maken.
Uit de Dhammapada:
278. Wanneer met wijsheid het lijden van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid.
sabbe sankhara dukkha'ti yada paññaya passati atha nibbindati dukkhe esa maggo vishuddhiya
'Niet-zelf'; 'geen-zelf'; 'zonder-zelf'; 'ego-loos'; 'zelf-loos'; 'zielloos'; 'onpersoonlijk'; 'onwezenlijkheid'; 'instabiliteit'; 'leegheid' etc.
Anatta is de derde van de drie kenmerken van het bestaan zoals door de Boeddha uiteengezet is. Zoals eerder aangegeven, is het idee dat er geen 'ziel' oftewel een permanent blijvend 'zelf' is dat eeuwig is, voor de meeste mensen bijzonder moeilijk te vatten.
Ideeën, opvattingen, die een 'zelf' of 'ziel' impliceren of het hechten aan leerstellingen die het bestaan van een zelf/ziel (atta vadupadana) onderwijzen, vormt de belangrijkste blokkade tot innerlijke vrijheid (vimutti). Maar ook wanneer deze ideeën niet in het bewuste gebied van de geest aanwezig zijn of een dergelijke leerstelling wordt niet aangehangen, kan men toch 'onbewust zelfbewust' zijn. Dat wil zeggen dat Het zelf, het 'ik', in het onderbewustzijn, in de diepere lagen van de geest, werkzaam kan zijn en veel schade aanricht zonder dat we er bewust van zijn. Het is daarom van groot belang om de werking van de geest in al z'n aspecten en in alle lagen te begrijpen. De Boeddha onderwijst dan ook dat er diverse latente neigingen (anusaya), diep in de geest, in het onbewuste gebied, aanwezig zijn. Vandaar we spreken over latente neigingen. Het zijn bezoedelingen, onvolkomenheden waardoor de geest niet helder kan zijn. Vanwege dit kan er geen juist begrip zijn zodat bevrijding van lijden niet mogelijk is.
Omdat we in een ervaringswereld leven, beschouwen mensen dingen vaak vanuit hun eigen, persoonlijke ervaringswereld. O.a. zelfidentificatie speelt hierbij een stevige rol. Dingen zijn niet 'persoonlijk', maar 'onpersoonlijk'. Dingen zijn zoals ze zijn en in die zin hebben ze niks met 'ik' te maken. Het idee dat er ergens iets van 'ik', van 'mij', van 'mijn' te vinden is, is lijden. En het idee dat er een onveranderlijk 'zelf' of een 'ziel' bestaat dat van het ene leven op het andere overgaat, is eveneens lijden omdat dit de ware natuur van dingen tegenspreekt. Al deze ideeën hebben een verkeerde visie (miccha ditthi) als basis, met lijden, moeilijkheden, problemen als gevolg.
Dingen zijn doorgaans anders dan wat mensen persoonlijk begeren. Het is vanwege begeerte (tanha) dat er een hechten is aan die 'ik', aan dat idee van 'zelf', aan die 'persoonlijkheid' waardoor verkeerde inzichten in stand gehouden worden en ware wijsheid (samma ditthi) zich niet kan ontwikkelen. Dit is de bron van lijden en problemen.
Zoals aangegeven speelt het in het onderbewuste, in de diepere lagen van de geest waar het moeilijk te zien is. Het is daar waar het krachtige leger van Mara, samen met andere bezoedelingen, de scepter zwaait. Deze onheilzame (akusala) zaken hebben alleen maar negatieve gevolgen. Dit kan een gebied behelzen van lichte zaken tot een destructiviteit waarvan je als weldenkend mens bijna geen voorstelling van kunt maken. Omdat dit in de diepe lagen van de geest speelt, is het een gevaarlijke valkuil.
De dingen zien zoals je ze wilt zien of de dingen zien zoals ze werkelijk zijn, zijn twee heel verschillende wegen. De eerste leidt tot lijden, tot onvrijheid. De laatste tot de opheffing (nirodha) van lijden, tot vrede (santi), tot bevrijding (vimutti). Daarom is het opgeven van alle zelfzucht uitermate cruciaal wat de Boeddha met de 2e factor van het Pad benadrukt. Met het overwinnen van 'ik' zullen latente neigingen (anusaya) en andere bezoedelingen van de geest hun kracht gaan verliezen. Wanneer dat leger van Mara verslagen is, kan de geest helder schijnen waardoor we de dingen kunnen zien zoals ze werkelijk zijn (yathabhuta).
Om te begrijpen hoe de geest functioneert, is moed, veel aandacht (avajjana) en een dosis eerlijkheid (ujukata) nodig. Dan kunnen we ontdekken dat elke staat van de geest (citta) slechts een klein moment is binnen een proces van opkomen (uppada) en vergaan (vaya) van fenomenen. Wanneer we dat proces echt begrijpen, verliest Mara de Kwade, al zijn krachten omdat ware wijsheid (pañña) is ontstaan.
Wanneer we dit proces bij onszelf met doordringend inzicht (pativedha) zien en begrijpen, zullen we hetzelfde proces in alle dingen zien en begrijpen. Dit is bevrijding van alle lijden.
Uit de Dhammapada:
279. Wanneer met wijsheid het onwezenlijke van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid.
sabbe dhamma anatta'ti yada paññaya passati atha nibbindati dukkhe esa maggo vishuddhiya
Verkeerd inzicht
Verkeerd inzicht oftewel 'verdraaiingen' (zie vipallasa) is:
- Wat vergankelijk is beschouwen als onvergankelijk (annice niccavipallasa).
- Wat pijnlijk is beschouwen als geluk (dukkhe sukhavipallasa).
- Wat geen-zelf is beschouwen als een zelf (anattani attavipallasa).
Uitsluitend door een Boeddha onderwezen
De Boeddha is de enige religieuze Leraar die deze drie kenmerken onderwijst en leert dat er geen 'zelf' is. Het begrijpen van deze drie kenmerken leidt tot juist begrip, de eerst factor van het Edel Achtvoudige Pad en uiteindelijk resulteert in de verwerving van arahatschap.
"Of dat er nu wel Volledig Verlichten in de wereld verschijnen, of dat er géén Volledig Verlichten in de wereld verschijnen, het blijft steeds een onwrikbare toestand, een onveranderlijk feit en vaste wet: dat alle dingen vergankelijk zijn (anicca), dat alle dingen onderhevig zijn aan lijden (dukkha), dat alle fenomenen zonder een zelf zijn (anatta)."
"Een Tathagata is volledig tot dit feit ontwaakt en doorziet dit. Nadat hij daar volledig tot ontwaakt is en dat doorziet, kondigt hij dit aan en onderwijst dit, maakt dit bekend, presenteert dit, onthult dit, verklaart dit en maakt duidelijk, dat: alle samengestelde dingen vergankelijk zijn, dat alle samengestelde dingen tot lijden strekken en dat alle dingen zonder een zelf zijn[1]."
A03-134 — Dhamma-Niyama Sutta — De vaststaande feiten van de wet
Bevrijding door wijsheid
Omdat alle dingen — mentale en fysieke — vergankelijk (anicca) zijn, kunnen we dingen niet vasthouden, niet in stand houden. We beschikken niet over die controle. Als dat wel zo zou zijn, dan zouden we daarmee kunnen voorkomen dat er ziekte (vyadhi), ouderdom (jara), dood (marana) etc. is, maar dat is niet zo.
Omdat dingen vergankelijk zijn omdat ze aan verandering onderhevig zijn, zijn ze pijnlijk, dragen ze het kenmerk 'lijden' (dukkha) in zich. Daarom is het niet correct hiervan te zeggen: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf.'
Daarom dien je elk verschijnsel — of het nu mentaal of fysiek is, in de toekomst of in het verleden is, groot of klein is, ondergeschikt of verheven is, ver weg of dichtbij is — op deze manier met juist begrip (samma ditthi) oftewel met wijsheid (pañña) te beschouwen: 'Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.'
De Boeddha leert niet dat dingen blijvend zijn, noch dat dingen niet bestaan. Hij onderwijst dat het bestaan een dynamisch proces is. Het is zoals bij een vlam van een kaars: de vlam bestaat wel, maar 'stroomt' steeds. Zij bestaat dus niet als iets dat statisch is, als een entiteit die op zichzelf bestaat. Van de andere kant bekeken is het ook niet zo, dat deze vlam er niet is. De Boeddha leert ons de middenweg (majjhima patipada).
De totale optelsom van 'de Leer van verandering' zoals die in het boeddhisme wordt onderwezen, is dat alle samengestelde dingen die afhankelijk van iets anders zijn ontstaan (geconditioneerd zijn), een proces is en niet een groep van blijvende entiteiten. Maar de veranderingen in dingen vinden in een dermate snelle opeenvolging plaats, dat mensen mentale en fysieke verschijnselen als op zichzelf bestaande entiteiten beschouwen. Zij zien niet het opkomen (uppada) en het verdwijnen (vaya) van dingen, maar beschouwen ze als een eenheid, als een vaste massa (ghana sañña) of een heelheid.
Leraren en niet-leraren die er verscheidene ideeën van een 'zelf' op nahouden, beschouwen zo ook de vijf groepen van hechten (pañca upadana kkhandha).
"Hierin ziet de niet-onderwezen wereldling (...) het lichaam (materie) aan voor het zelf, hij ziet het zelf aan voor het in bezit (in een staat) zijnde van een lichaam als ingesloten in het zelf, en hij ziet het zelf aan als ingesloten in het lichaam (...). Zo ook met gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn (...). Dat is het verkeerde inzicht. De 'ik ben' gedachte is niet uitgerukt (...)."
Het is inderdaad erg moeilijk voor mensen om verlost te raken van verkeerde inzichten zoals 'volledigheid', 'heelheid' of 'massa', zolang zij de gewoonte hebben continu aan hun eigen geest, eigen lichaam en de externe wereld te denken en deze vanwege hun eigen projectie te zien als een vaste massa, als onafscheidelijke eenheden. Zolang de mens er niet in slaagt om dingen te zien als processen, als bewegingen, zal hij er nooit in slagen de Leer van anatta (niet-zelf) van de Boeddha te begrijpen. Dit is ook waarom mensen ongeduldig de niet ter zake doende vraag stellen: "Als er geen blijvende entiteit is, geen onveranderlijke kern zoals een zelf of ziel, wat is het dan, dat de gevolgen van daden ervaart, hier en in het hiernamaals?" Dit duidt erop, dat hier het dynamische proces van het leven niet wordt begrepen. Om dezelfde reden loopt elke poging om een 'zelf' te identificeren met Nibbana dan ook uit op een mislukking.
"Nibbana dat beschouwd wordt als identiek zijnde (met 'zelf' of als 'zelf') als los staande van het (de verheven staat) of er binnenin (binnenin het innerlijke), of Nibbana begrepen als 'mijn', is verkeerd begrepen."
M001
Dit voorkomt niet dat een Perfecte zoals de Boeddha, gangbare spraak gebruikt die in de wereld gehanteerd wordt om te kunnen communiceren. Hij doet dat bijvoorbeeld in de Dhammapada en men moet voorzichtig zijn om dat niet verkeerd te begrijpen:
161. Kwade daden worden door iemand zelf begaan, zij worden geboren uit hemzelf en voortgebracht door hemzelf. Door het kwaad wordt de onwijze geplet, zoals de diamant de hardste edelsteen plet.
380. Iemand is zijn eigen redder, iemand is zijn eigen gids. Daarom moet je jezelf goed in de gaten houden, precies zoals een koopman dat doet bij een kostbaar paard.
En in D16 zegt hij bijvoorbeeld:
2.26. "Wees daarom, Ananda, als een eiland voor jullie zelf, een toevlucht voor jullie zelf, zoek geen externe toevlucht. (…)"
D16 — Maha Parinibbana Sutta — Het grote heengaan
Hetzelfde met de uitspraak 'ajjhattam' (in jezelf) is eenvoudigweg een gebruikelijke verwijzing naar de focus van het individuele gezichtspunt. Een monnik hoorde de Boeddha spreken over de vijf groepen van hechten, dat deze 'niet-mijn' zijn etc., en hij vroeg zich af: "Dat betekent dus dat vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties, en bewustzijn, 'niet-zelf' zijn. Welk zelf is het dan, dat de handeling doet bij wat zich als 'niet-zelf' voordoet?" Hij werd er vaak door de Boeddha op gewezen dat hij de geconditioneerdheid (paccaya) van alle opkomende dingen vergat. Zie M109. We spreken dus bijvoorbeeld wel van 'ik loop' of 'mijn huis' om met elkaar te kunnen communiceren (vohara sacca), maar in absolute zin (paramattha sacca) is er geen 'ik' dat blijvend en onveranderlijk is want dat staaft niet met de werkelijkheid. Dan is er sprake van verkeerde inzichten (miccha ditthi).
"Het is onmogelijk dat iemand met het juiste begrip, een idee aanziet als zijnde het zelf."
M115
"Hoe filosofen en goden dan ook een zelf zien in verscheidene vormen, zij zien enkel en alleen de vijf groepen van hechten."
S22-047
De weerspiegeling van de ware natuur van dingen
Dit waren de drie kenmerken van het bestaan: vergankelijkheid (anicca), lijden (dukkha), niet-zelf (anatta). Deze drie kenmerken zijn altijd aanwezig of verbonden met het bestaan en zij weerspiegelen de ware natuur van dingen. Zij helpen ons om te gaan met het bestaan. Wat wij leren te ontwikkelen als gevolg van het begrijpen van deze drie kenmerken, is verzaking, het laten varen, het loslaten (zie de 2e factor van het Pad). Als we eenmaal begrijpen dat het bestaan universeel gekenmerkt wordt door vergankelijkheid, lijden en niet-zelf ('onwezenlijkheid' of 'leegheid'), verwijderen we onze gehechtheid aan het bestaan (bhava tanha). Een vaak voorkomende passage in de sutta teksten is bijvoorbeeld deze:
"De geïnstrueerde edele discipel (ariyasavaka), monniken, die het zo ziet, hunkert niet naar materiële vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn[2]. Door vlekkeloosheid (viraja) is hij onthecht (viraga), door onthechting is hij bevrijd (vimutti); in bevrijding ontstaat het besef dat hij bevrijd is, en hij begrijpt onmiddellijk: 'Geboorte is vernietigd (khina jati), het heilige leven (magga brahmacariya) is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan (katam karniyam), er is niets meer van dit dat nog tot enige staat van bestaan komt (naparam itthattaya)[3].'"
S22-059 — Anatta Lakkhana Sutta — De kenmerken van niet-zelf
Wanneer we eenmaal de gehechtheid aan het bestaan hebben opgegeven, staan we op de drempel van Nibbana. Dit is het doel dat gediend wordt door het begrijpen van de drie kenmerken (ti lakkhana). Het verwijdert gehechtheid door het verwijderen van begoochelingen; het verkeerde begrip dat het bestaan onvergankelijk is, plezierig is en iets met een 'zelf' van doen heeft. Dit is de reden waarom de drie kenmerken van het bestaan een centrale plaats binnen het boeddhisme innemen.
Door het begrijpen van deze drie kenmerken kan je het hele bestaan begrijpen want ze hebben betrekking op alle mentale en fysieke fenomenen die verwijzen naar de vijf groepen van hechten (pañca upadana kkhandha). En niet alleen dat; je kan zelfs elke gebeurtenis in het leven begrijpen. Dat is omdat er ware wijsheid is, een alles doordringend inzicht (pativedha) dat — net zoals de drie kenmerken — een op alles gebaseerde waarheid is die de kern van alle dingen blootlegt.
Deze drie universele kenmerken ondersteunen de gehele boeddhistische Leer waarbij de vier Edele Waarheden (cattari ariya sacca) het fundament vormen. Door beoefening van het Edel Achtvoudige Pad (ariya atthangika magga) — het trainingssysteem van de Boeddha — ontstaat juist begrip (samma ditthi), de eerste factor van het pad. Uiteindelijk mondt dit uit in ware wijsheid (samma pañña) waarmee de drie kenmerken van het bestaan tot in de diepste kern worden doorgrond (pativedha) en absolute bevrijding (vimutti) van lijden een feit zal zijn.
Uit de Dhammapada:
275. Ga dit pad op en je zult een einde aan lijden maken. Want nadat de pijlen van ellende waren uitgetrokken, is het pad door mij goed verkondigd.
etamhi tumhe patipanna dukkhass'antam karissatha akkheto ve maya maggo aññaya sallasanthanam
Hoe belangrijk het doorzien van de drie kenmerken is, benadrukte de Boeddha zelfs met zijn laatste woorden toen hij in Kusiñara op zijn sterfbed lag:
Handa dani bhikkhave amantayami vo: vayadhamma sankhara, appamadena sampadetha.
Welnu, monniken, ik spoor jullie aan: alle samengestelde dingen moeten weer vergaan. Bewerkstellig vastbesloten door indachtigheid jullie eigen bevrijding.
D16 — Maha Parinibbana Sutta — Het grote heengaan
Extra aanbevelingen
Voor meer, bekijk de definitie van lijden in D22.
Eindnoten
[1] Dit wordt alleen door Boeddha's onderwezen, niet door andere religieuze leraren.
[2] Zie pañca upadana kkhandha.
[3] Voor uitleg, raadpleeg De uiteindelijke kennis.
RegID | hhNJFPwfn7QO1RM |
---|---|
Bijgewerkt | 17 december 2023 16:49:25 |
Auteur | Peter van Loosbroek — Ananda |
Locatie | www.sleuteltotinzicht.nl |
Copyright | Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm |
Overig | Geen |