De wisselvalligheden van het leven

Lokavipatti Sutta

Iemand die de Leer bestudeert en beoefent is een dhammanuvatti. In deze toespraak verduidelijkt de Boeddha het verschil tussen de niet-geïnstrueerde wereldling en de geïnstrueerde edele discipel. Hij geeft aan hoe zij omgaan met de steeds veranderende toestanden — de wisselvalligheden van het leven — wanneer deze hun pad kruisen.

"Deze acht wereldse toestanden, monniken, houden de wereld draaiende — de wereld draait rond deze acht wereldse toestanden. Welke zijn deze acht?"

"Winst (labha) en verlies (alabha), roem (yasa) en afkeuring (ayasa), lof (pasamsa) en blaam (ninda), geluk (sukha) en pijn (dukkha)[1]. Deze acht wereldse toestanden (lokiya dhamma), monniken, worden ondervonden door de niet-geïnstrueerde wereldling, én zij worden ondervonden door de geïnstrueerde edele discipel. Wat nu, monniken, is hier (idha) het onderscheid, wat is het bijzondere ervan, wat is het verschil tussen de geïnstrueerde (sutava) edele discipel (ariyasavaka) en de niet-geïnstrueerde (assutava) wereldling (puthujjana)?"

"Bhante, onze leringen zijn geworteld in de Gezegende, geleid door de Gezegende, hebben de Gezegende als gids en toevlucht. Het zou goed zijn als de Gezegende de betekenis van deze uitspraak zou ophelderen. En nadat de monniken het van hem hebben gehoord, zullen zij het zich herinneren."

"Luister en schenk diepe aandacht aan wat ik zal zeggen." — "Ja, bhante", antwoordden de monniken. En de Gezegende zei dit:

"Wanneer, monniken, een niet-geïnstrueerde wereldling, winst ontmoet, beschouwt hij dat niet op deze wijze: 'Deze winst die naar mij toegekomen is, is vergankelijk (anicca), is onderworpen aan lijden (dukkha), en is onderhevig aan verandering (thitassa aññatattam).' Hij kent dit niet zoals het werkelijk is. En winst en verlies, roem en afkeuring, lof en blaam, geluk en pijn overkomen hem. Maar hij beschouwt dat niet op deze wijze: 'Deze toestanden zijn allemaal vergankelijk, zij zijn allemaal onderhevig aan lijden en zij zijn allemaal onderhevig aan verandering.' Hij kent deze niet zoals ze werkelijk zijn. Bij deze persoon blijven winst en verlies, roem en afkeuring, lof en blaam, geluk en pijn, zijn geest in beslag nemen."

"Wanneer er winst is, is hij opgetogen en wanneer er verlies is, is hij terneergeslagen. Wanneer er roem is, is hij opgetogen en wanneer er afkeuring is, is hij terneergeslagen. Wanneer er lof is, is hij opgetogen en wanneer er blaam is, is hij terneergeslagen. Wanneer er geluk is, is hij opgetogen en wanneer er pijn is, is hij terneergeslagen."

"Doordat hij zo in beslag genomen wordt door voorkeur en afkeer (anurodhapativirodha), zal hij niet vrij zijn van geboorte en dood, van (het ervaren van) verdriet en weeklagen, pijn, smart en wanhoop; ik zeg, dat hij niet vrij van lijden zal zijn."

"Maar, monniken, wanneer een geïnstrueerde edele discipel winst ontmoet, zal hij dat op deze wijze beschouwen: 'Deze winst die naar mij toegekomen is, is vergankelijk, is onderworpen aan lijden, en is onderhevig aan verandering.' En op deze wijze zal hij ook verlies etc., in beschouwing nemen wanneer het hem overkomt. Hij begrijpt alle toestanden zoals zij werkelijk zijn. Bij hem zal winst en verlies, roem en afkeuring, lof en blaam, geluk en pijn, zijn geest niet in beslag nemen."

"Daarom is hij door winst niet opgetogen en door verlies niet terneergeslagen. Door roem is hij niet opgetogen en door afkeuring is hij niet terneergeslagen. Door lof is hij niet opgetogen en door blaam is hij niet terneergeslagen. Door geluk is hij niet opgetogen en door pijn is hij niet terneergeslagen."

"Doordat hij zo niet in beslag genomen wordt door voorkeur en afkeer, zal hij vrij zijn van geboorte en dood, van (het ervaren van) verdriet en weeklagen, pijn, smart en wanhoop; ik zeg, dat hij vrij van lijden zal zijn."

"Dit, monniken, is hier het onderscheid, dit is het bijzondere ervan, en dit is het verschil tussen de geïnstrueerde (sutava) edele discipel (ariyasavaka) en de niet-geïnstrueerde (assutava) wereldling (puthujjana)."

Winst (labha) en verlies (alabha), roem (yasa) en afkeuring (ayasa),
lof (pasamsa) en blaam (ninda), geluk (sukha) en pijn (dukkha) —
al deze menselijke ervaringen (dhamma) zijn vergankelijk (anicca).

Het zijn niet blijvende (asassati), veranderende (viparinama) dingen (dhamma) van het leven.

Indachtig als hij is, kent de wijze die dit goed ziet (avekkhati) de voortdurende verandering (viparinama) van dingen (dhamma).

De ervaringen (dhamma) die plezierig (itthassa) zijn verstoren zijn geest niet (mathenti); en de ervaringen die onplezierig (anitthato) zijn irriteren (patigha) hem niet.

Elke voorkeur en afkeer (anurodhapativirodha) is door hem uitgebannen; ze zijn opgehouden en bestaan niet langer meer.
Hij is nu gewaar van een vlekkeloze, smarteloze staat. Hij is zich gewaar (vijañana) dat hij voorbij het bestaan is gegaan.

Eindnoten

[1] 'Geluk en pijn' oftewel aangenaam en onaangenaam gevoel, zie vedana.

Document info
RegID A08-006
Bijgewerkt 21 juli 2024 21:01:52
Auteur Peter van LoosbroekAnanda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen