Angulimala, de moordenaar die een heilige werd

Angulimala wordt afgebeeld als de meedogenloze moordenaar. Zijn verhaal laat bij uitstek de bevrijdende kracht van de Leer van de Boeddha zien, en de vaardigheid van de Boeddha als leraar.

Inhoudsopgave

Op de universiteit van Taxila

Vinger Halsketting en koning Pasenadi

De moeder van Angulimala

Het mededogen van de Boeddha

Stop, kluizenaar!

Kom, monnik

Koning Pasenadi bezoekt met zijn cavalerie de Boeddha

Van edele geboorte

Extra aanbevelingen

In deze verhandeling verwijzen we naar het vers Dhp173 van de Dhammapada waarin de Boeddha sprak met verwijzing naar Angulimala.

Uit de Dhammapada:

173. Iemand die zijn slechte daden met goede daden compenseert, verlicht deze wereld zoals de maan wanneer die bevrijd wordt van donkere wolken.

yassa papam katam kammam kusalena pithiyati so imam lokam pabhaseti abbha mutto'va candima

Degene die door de kracht van zijn deugdzaamheid de door hem begane slechte daden reduceert, verlicht deze wereld.

Van alle gebeurtenissen die in het leven van de Boeddha plaatsvonden, was de meest beroemde wel die van de bekering van Angulimala. Deze rover en moordenaar had al zoveel mensen gedood dat de mensen die buiten de stad woonden, hun handeltje inpakten en uit veiligheidsoverwegingen in de stad gingen wonen. Van elk van zijn slachtoffers hakte hij een vinger af en hing die als een ketting om zijn nek, vandaar zijn naam 'Angulimala' (Vinger Halsketting). En hoewel hij de schrik van het platteland was, werd hij toch een van de arahats.

Zijn oorspronkelijke naam was Ahimsaka (Geweldloze). Hij werd geboren als de zoon van de priester in het hof van koning Pasenadi van Kosala, wiens naam Gagga was. Zijn moeder heette Mantani. Daarom sprak Koning Pasenadi in M086 Angulimala aan als Gagga Mantaniputta.

Angulimala wordt afgebeeld als de meedogenloze moordenaar. Zijn verhaal laat bij uitstek de bevrijdende kracht van de Leer van de Boeddha zien, en de vaardigheid van de Boeddha als leraar.

Deze gebeurtenis speelde zich af nabij Savatthi toen de Boeddha in het Jetavana verbleef.

Op de universiteit van Taxila

Overeenkomstig het gebruik, werd het kind naar de universiteit van Taxila gestuurd waar hij een bijzondere carrière had. Zijn oorspronkelijke naam was Ahimsaka, hetgeen 'Geweldloze' betekent, deels omdat hij afkomstig was uit een familie wiens naam onaangetast was door misdaad, en deels vanwege het karakter van het kind. Hij blonk uit in studie en in sport.

Ahimsaka was intelligent en hij was gehoorzaam aan zijn leraar. Zijn leraar en zijn vrouw mochten hem graag, maar als gevolg daarvan werden andere leerlingen jaloers op hem. Ze gingen naar hun leraar en rapporteerden hem op valselijke wijze dat Ahimsaka een affaire had met de vrouw van de leraar. In eerste instantie geloofde de leraar hen niet, maar nadat hem dit meerdere malen verteld was, ging hij hen wel geloven. Vanwege de roddelcampagne kreeg Ahimsaka al spoedig de nodige vijandigheid te verduren en de leraar zwoer wraak te nemen op de jongen. De jongen doden, zou zijn eigen reputatie aantasten, dus bedacht hij een ander plan. Maar dat plan was nog veel erger dan moord. De leraar, die ook een slimme en geleerde man was, wachtte zijn tijd af om de dood van Ahimsaka voor elkaar te krijgen. Dit laat overigens duidelijk zien dat geleerdheid niet per definitie wijsheid is. Want iemand kan veel kennis hebben op een bepaald gebied, maar dat staat volkomen los van het doordringende inzicht (pativedha) dat nodig is om universele realiteit te begrijpen.

Toen het ontslag van de universiteit plaatsvond, vroeg de leraar om het gebruikelijke eerbetoon als honorarium dat een student aan een leraar verschuldigd was, maar dat deed hij wel in de vorm van een buitengewoon verzoek. Hij vroeg namelijk om duizend[1] rechterduimen van mensen en als wederdienst beloofde hij de jongen onbetaalbare kennis ervoor terug te geven. Ahimsaka was terughoudend en weigerde zo'n bloedig verzoek onmiddellijk. Maar uiteindelijk was dit verzoek onvermurwbaar. Want in geval van weigering zou er een vloek op hem rusten[2]. Keer op keer smeekte hij tevergeefs of de leraar met een ander eerbetoon wilde volstaan. Maar aan de starre oude gewoonte was geen ontkomen aan, aangezien het eerbetoon een extra honorarium was op het vooraf betaalde collegegeld. Hoewel Ahimsaka bezwaar maakte, deed hij wat hem gevraagd was en stemde hij uiteindelijk toe om het geleerde in stand te houden, want weigeren zou als een vloek werken.

Vinger Halsketting en koning Pasenadi

Hij bewapende zichzelf en bereidde zich voor om naar het Jalita woud[3] in het koninkrijk Kosala te gaan. Hij doodde iedereen die zich in zijn domein waagde. Maar de duimen konden niet worden bewaard. Of de wilde dieren aten ze op, of ze rotte weg. En om niet de tel kwijt te raken, reeg hij van elke persoon die hij had gedood, een vinger aan een snoer en droeg hij die als een ketting om zijn nek. Vanaf dat moment stond hij bekend als Angulimala (Vinger Halsketting (anguli = vinger, mala = halsketting)) en werd hij de schrik van het platteland.

De koning (Pasenadi) hoorde van de mensen over de praktijken van Angulimala en hij trof voorbereidingen hem gevangen te nemen; dood of levend. Zijn leraar van de universiteit, had nooit gedacht dat hij deze campagne zou overleven. Hij zou tijdens dit proces zeker worden gedood of door de koning gevangengenomen. Het zou een noodlottige ochtend voor Angulimala worden.

De moeder van Angulimala

Toen Mantani, de moeder van Angulimala, hoorde van de bedoelingen van de koning, werd ze bezorgd over het lot van haar zoon. Ze smeekte haar man om hun zoon te waarschuwen voor het dreigende gevaar, maar die wilde er niets van weten. Maar de liefde van de moeder spoorde haar aan om helemaal alleen naar het Jalita woud te gaan. Ze schreeuwde dat de zoon gehoor moest geven aan de familietraditie door het doden op te geven en dat het leger van de koning op weg was om hem gevangen te nemen. Zo was haar wanhopige poging om haar zoon te redden.

Op dit moment telde de krans om Angulimala's nek 999 vingers; nog één vinger tekort van de duizend die hij nodig had. Na vele slapeloze dagen en nachten was hij erg moe en uitgeput. Hij was erg verlangend de laatste persoon te doden om aan zijn quotum van duizend vingers te voldoen en zo zijn taak te volbrengen zodat hij zijn bloedige hoofdstuk kon afsluiten. Dus hij nam zich voor de eerste de beste persoon te doden die hij zou ontmoeten. Het was zeer waarschijnlijk dat de bandiet zijn eigen moeder niet zou sparen, want hij was de wanhoop nabij.

Het mededogen van de Boeddha

Die dag, vroeg in de morgen, zag de Boeddha Angulimala in zijn visie. Doorgaans overzag hij vroeg in de morgen de wereld met zijn Boeddha-oog (buddha cakkhu) en ging hij na wie hij van dienst kon zijn. Dit was nu ook het geval. En de Leraar van groot mededogen zag de naderende ondergang van Angulimala aankomen. Maar hij wist ook dat hij bestemd was in dit leven een arahat te worden. Hij zag de mogelijkheden van zijn bevrijding. En hij bedacht dat, wanneer hij niet tussenbeide zou komen, Angulimala zijn eigen moeder zou zien en haar zou vermoorden om het aantal van duizend vingers af te ronden. In dat geval zou Angulimala eindeloos lijden in de hel (niraya) vanwege het begaan van een van de vijf afschuwelijke daden met onmiddellijk gevolg (anantarika kamma). En zo vertrok de Boeddha uit mededogen voor Angulimala naar het Jalita woud waar Angulimala zich ophield.

Stop, kluizenaar!

Ondanks meerdere waarschuwingen van de mensen die hij op zijn weg tegenkwam, dat het levensgevaarlijk was daar naar toe te gaan, hervatte de Boeddha telkens stilzwijgend zijn weg. En op een gegeven moment begaf hij zichzelf tussen Angulimala en zijn moeder in. Toen Angulimala naar de laatste persoon uitkeek om zijn taak te volbrengen, zag hij plotseling de Boeddha en zette hij haastig de achtervolging met opgeheven zwaard op hem in. Hoewel de Boeddha een rustige pas aanhield, was hij nu niet in staat de Boeddha in te halen, ondanks het feit dat hij normaalgesproken heel snel kon rennen. Dat dit hem nu niet lukte kwam door de wil van de Boeddha — het was een van zijn psychische vermogens. Angulimala was aan het einde van zijn krachten gekomen door zo lang zo snel te lopen. In totale wanhoop, met zweetdruppels over zijn lichaam, schreeuwde hij naar de Boeddha:

"Stop, kluizenaar! Stop, kluizenaar (tittha samana)!"

En de Boeddha antwoordde:

"Ik ben gestopt, Angulimala, jij zou moeten stoppen."

Stop kluizenaar! Stop kluizenaar!
Stop kluizenaar! Stop kluizenaar!

Angulimala begreep niet de betekenis van de woorden van de Boeddha, dus vroeg hij: "Terwijl jij loopt, kluizenaar, zeg je tegen mij dat je bent gestopt. En nu ik ben gestopt, zeg je dat ik niet ben gestopt. Wat bedoel je met dat jij bent gestopt en ik niet?"

Dit was de opening die de Boeddha zocht en de Boeddha predikte met precisie en onfeilbare vaardigheid. De Boeddha zei tegen hem: "Angulimala, ik zeg dat ik gestopt ben omdat ik het doden van levende wezens opgegeven heb, het slecht behandelen van alle wezens. En omdat ik mezelf heb gevestigd in universele liefde (metta), in geduld en verdraagzaamheid (khanti), en in kennis (ñana) middels overdenkingen (yoniso manasikara). Maar jij hebt het doden en het slecht behandelen van levende wezens niet opgegeven en jij bent nog niet gevestigd in universele liefde, geduld en verdraagzaamheid. Vandaar dat jij degene bent die nog niet is gestopt."

Kom, monnik

En toen hij de woorden van de Boeddha hoorde, dacht hij: 'Dit zijn de woorden van een wijs man. Deze monnik is zo enorm wijs en dapper, dat hij de Boeddha zelf moet zijn! Hij moet speciaal voor mij hier naar toe zijn gekomen zodat ik het licht zou zien!' En zo denkende, wierp hij zijn wapen op de grond en smeekt hij de Boeddha hem als monnik in te wijden. En de Boeddha zei: "Kom, monnik (ehi bhikkhu)", waarmee hij Angulimala terplekke inwijdde[4]. En met Angulimala als zijn hulpmonnik, keerde de Boeddha terug naar het Jetavana klooster.

Kom, monnik.
Kom, monnik.

In één van zijn verzen in M086 — Angulimala Sutta — Over Angulimala, geeft hij de vaardigheid van de Boeddha als leraar weer met de volgende woorden:

Er zijn er die bedwingen door te slaan met een stok,
sommigen met prikkels of met zwepen.
Maar ik werd bedwongen door één enkel iemand,
hij had geen stok, noch enig ander wapen.

Koning Pasenadi bezoekt met zijn cavalerie de Boeddha

Omdat mensen bij de koning waren komen klagen over de praktijken van Angulimala, reed hij met een cavalerie van ruwweg vijfhonderd man Savatthi uit en vertrok hij naar het Jetavana waar de Boeddha was. Het was de gewoonte van de koning om de Boeddha te bezoeken aan de vooravond van een gevaarlijke veldtocht. Dus de Boeddha deed navraag wat de reden was van de gewapende expeditie. "Wat is er, grote koning? Valt koning Seniya Bimbisara van Magadha u aan, of de Licchavi's van Vesali, of andere vijandige koningen?" En de koning legde uit dat dat niet het geval was, maar dat hij op weg was om de moordenaar Angulimala gevangen te nemen. Toen de Boeddha vertelde dat Angulimala in het klooster was en hem aanwees, stond de koning doodsangsten uit. Zo beangstigend waren de berichten over Angulimala. Omdat Angulimala op dat moment reeds het arahatschap verworven had, haastte de Boeddha zich door te zeggen dat sinds Angulimala in het klooster was, een heel ander wezen was dan de bloedige moordenaar die hij voorheen was; Angulimala zou zelfs geen mier kwaad doen.

Van edele geboorte

Op een dag, toen Angulimala in Savatthi rondliep voor aalmoezen, zag hij een vrouw bevallen van een misvormd kind. En hij dacht: 'Wat worden wezens toch gekweld!' Hij sprak zijn bezorgdheid uit tegen de Boeddha en deze zei dat hij de volgende keer dit tegen de vrouw moet zeggen: 'Zuster, sinds ik ben geboren met de edele geboorte, herinner ik me niet dat ik ooit een wezen opzettelijk van het leven heb beroofd. Dat u bij deze waarheid gezond mag zijn en uw baby gezond mag zijn!' Omdat Angulimala voorheen volledig verstoken was van waarheid vanwege de geboorte van wreedheid, vroeg de Boeddha hem te mediteren op de kracht van de waarheid waarin hij nu geboren was. Op grond van die waarheid kan het lijden verzachtend zijn. Dit was de zegen die hem door de Boeddha gevraagd werd, te geven. Deze uitspraak wordt vandaag de dag nog vaak gereciteerd door boeddhistische monniken als beschermende verzen (paritta) voor zwangere vrouwen die vlak voor de bevalling staan.

Ondanks hij nu een arahat was, bleef zijn naam bij de mensen hangen. Er waren er die hem met diverse voorwerpen bekogelden en op een dag kwam hij met een bebloed gezicht het klooster binnen. Toen de Boeddha hem zo het klooster zag binnenlopen, spoorde hij hem aan dit geduldig te verdragen. Want als hij niet het arahatschap zou hebben verworven, zou hij dit voor lange tijd moeten verdragen in een zeer lage bestaansvorm (apaya), of zelfs in de hel.

Extra aanbevelingen

Eindnoten

[1] Uitdrukkingen van getallen moeten niet letterlijk genomen worden. Zo betekent vijfhonderd 'veel'. Duizend zal zoiets als 'erg veel' betekenen.

[2] Wat deze vloek precies inhield, is (nog) niet bekend. A.d.h.v. de tekst blijkt dat het waarschijnlijk gaat om de opgedane kennis die hij van de leraar geleerd had, zou kwijtraken.

[3] Het Jalita woud bestaat heden ten dagen nog steeds. Zoek op internet op 'Jalita forest' en je krijgt er mooie foto's van.

[4] Er zijn auteurs die beweren dat Angulimala het arahatschap verwierf op het moment dat de Boeddha hem inwijdde, maar dat is niet waar. Naar verluid verwierf hij wel heel snel het arahatschap nadat hij was ingewijd.

Document info
RegID tijdgenoten-angulimala-01
Bijgewerkt 23 december 2023 09:48:07
Auteur Peter van LoosbroekAnanda
Locatie www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright Zie a.u.b. copyright www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overig Geen