Afkortingen bij het woordenboek

Deze afkortingen hebben allemaal uitsluitend betrekking op grammaticale betekenissen in het boeddhistisch woordenboek van Sleutel tot Inzicht.

Het Boeddhistisch Woordenboek wordt aanzienlijk verbeterd.

Wanneer nieuwe afkortingen in de component Grammatica worden gebruikt, zijn ze ook aan deze tabel toegevoegd. Componenten bij de termen in het woordenboek worden geleidelijk aan toegevoegd.

Het wortelteken.

Een wortel is de onherleidbare kernbetekenis van een woord, ontdaan van alle affixen.

Abl

Ablatief geval.

Over het algemeen scheiding (van, weg van) (bijv. van dat).

Abstr

Abstract zelfstandig naamwoord.

Een concept of idee dat niet met een specifiek geval of een concreet iets te maken heeft (bijvoorbeeld vriendelijkheid).

Acg

Accusatief geval.

De accusatief (of accusativus) is de vierde naamval in sommige talen, waaronder het Nederlands. Het is de naamval voor het lijdend voorwerp (direct object) in een zin. Bijvoorbeeld, in de zin 'Jan slaat Piet' is 'Piet' het lijdend voorwerp. De term is afgeleid van het Latijnse 'accusare', wat 'aanklagen' betekent.

Act

Actie zelfstandig naamwoord; proces zelfstandig naamwoord.

Een zelfstandig naamwoord dat de handeling of het proces van iets doen beschrijft (bijvoorbeeld het opgeven, het zien)

Adj

Adjectief.

Een adjectief (of bijvoeglijk naamwoord) is een woordsoort die wordt gebruikt om een eigenschap of hoedanigheid van een zelfstandig naamwoord te beschrijven. Adjectieven geven informatie over hoe iets eruitziet, hoe het ruikt, of hoe het klinkt, en maken communicatie levendiger en gedetailleerder. Voorbeelden van adjectieven zijn woorden als 'mooi', 'snel' en 'rood'.

Aor

Aorist werkwoord.

De aorist (ook wel aoristus genoemd) is een tempus (werkwoord tijd) die enkel in het Grieks voorkomt. De aoristus geeft ongeveer weer dat iets zich éénmalig heeft voorgedaan in het verleden, terwijl de precieze duur van de beschreven gebeurtenis of handeling van minder belang is.

Dat

Datief.

In het Nederlands is de datief een vorm van de naamval die wordt gebruikt om aan te geven dat iets aan iemand wordt gegeven of toegekend. Het is een vorm van het werkwoord 'geven' en wordt meestal gebruikt in combinatie met een persoonlijk voornaamwoord. Bijvoorbeeld: Ik geef hem het boek.

Desid

Desideratief werkwoord.

Een desideratief werkwoord is een werkwoord dat uitdrukt dat iemand iets wil of verlangt iets te doen. In Nederland hebben we geen echte desideratief werkwoordsvorm, maar we gebruiken hulpwerkwoorden of uitdrukkingen om hetzelfde te zeggen, zoals:

Ev

Enkelvoud.

Gen

Genitief.

Het bezit (van) aantonen (bijv. mij, mijn).

Gram

Grammaticale term; technische term.

Inf

Infinitief werkwoord.

Een infinitief werkwoord is de onbepaalde wijs van een werkwoord, wat betekent dat het niet vervoegd is naar persoon of getal. Het wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en is de vorm die in woordenboeken wordt opgenomen, zoals 'lopen', 'denken' of 'slapen'. De infinitief geeft aan wat iemand of iets kan doen, zonder te specificeren wie of wat het doet, bijvoorbeeld in de zin 'om te lopen'.

Instr

Instrumentaal geval.

Het instrumentaal geval is een van de zeven naamvallen die de taal rijk is. Het wordt voornamelijk gebruikt om het middel, het gereedschap of de wijze aan te geven waarmee een handeling wordt uitgevoerd.

Intrans

Intransitief werkwoord.

Een intransitief werkwoord is een werkwoord dat een actie uitdrukt die plaatsvindt zonder dat er een lijdend voorwerp (object) aan verbonden is. Dit betekent dat de zin logisch is, zelfs zonder een object. Voorbeelden van intransitieve werkwoorden zijn 'huilen' en 'blozen'. In tegenstelling tot transitieve werkwoorden, die altijd een lijdend voorwerp vereisen, kunnen intransitieve werkwoorden zelfstandig functioneren in een zin.

Loc

Locatief geval.

Locatief is een grammaticale term die wordt gebruikt om de locatie of plaats van een persoon of ding aan te geven. Het is een vorm van het woord dat wordt gebruikt om de plaats te beschrijven waar iets zich bevindt.

Mnl

Mannelijk zelfstandig naamwoord (in Engels perspectief).

Mv

Meervoud.

Onb

Onbuigzaam.

Het heeft geen verbuigingen of vervoegingen.

Ovt

Onvoltooid verleden tijd.

Ozn

Onzijdig zelfstandig naamwoord.

Een onzijdig zelfstandig naamwoord is een woord dat het lidwoord 'het' heeft. Dit betekent dat het een neutraal geslacht heeft. Onzijdige zelfstandige naamwoorden worden vaak herkend aan het bezittelijk voornaamwoord 'zijn' en het verwijswoord 'het'. Voorbeelden van onzijdige zelfstandige naamwoorden zijn woorden zoals 'het boek' en 'het huis'.

Pron

Voornaamwoord, pronominaal bijvoeglijk naamwoord.

Sam

Samenstelling (verbinding).

Wanneer twee of meer woorden worden gecombineerd om één geheel te vormen.

Sams

In samenstellingen (verbindingen) wordt het woord alleen gevonden als een element binnen samenstellingen.

Superl

Superlatief bijvoeglijk naamwoord.

Een superlatief bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iets het hoogste of laagste is in een groep.

Trans

Transitief werkwoord.

Een werkwoord (of werkwoordconstructie) dat een lijdend voorwerp in de accusatief nodig heeft. (bijv. maakt iets; zegt tegen; gaat naar).

Tt

Tegenwoordige tijd.

Een werkwoord tijd die handelingen of toestanden uitdrukt op het moment van spreken (bijv. leeft; verschijnt; ziet).

Vdw

Voltooid deelwoord.

Voc

Vocatief.

De vocatief is een naamval die wordt gebruikt als iemand of iets wordt aangesproken. Een aanspreekvorm is een woord of uitdrukking die gebruikt wordt om iemand aan te spreken. Het kan bijvoorbeeld een voornaam, titel of een andere vorm van adressering zijn. Zo is in de context van brieven de aanspreekvorm belangrijk voor de aanhef, waarbij je rekening houdt met de juiste titulatuur.

Vrl

Vrouwelijk zelfstandig naamwoord (in Engels perspectief).

Vw

Voegwoord.

Deeltje dat samenvoegt of verbindt.

Ww

Werkwoord.

Znw

Zelfstandig naamwoord, substantief.

Een inhoudelijk woord dat kan worden gebruikt om te verwijzen naar een persoon, plaats, ding, kwaliteit of handeling; de woordsoort die kan dienen als onderwerp of lijdend voorwerp van een werkwoord, als lijdend voorwerp van een voorzetsel of in appositie (bijv. kluizenaar; man; methode).